Bontmuts
Deze column is ook te beluisteren, ingesproken door Jonah Falke zelf.
Ze vroeg me: ‘Ik kom voor het trio, is dat hier?’
Ik zei: ‘Hier ben je goed, het trio gaat zo beginnen.’
Ze glimlachte vriendelijk, maar dat leek me uit beleefdheid. De muts zette ze niet af. Op den duur zou dat gaat zweten.
Na afloop zou er afscheid worden genomen van een bekende. Iemand zei: ‘Het cadeau geven we straks met z’n allen.’ Ik glimlachte. Na het concert vertrok ik direct naar huis. Als je je tegen een afscheid kunt verzetten, moet je het doen, volgens mij is dat leven.
Op het moment dat ik wilde gaan slapen sms’te een meisje dat dokter is.
Of ik nog wakker was? Ik deelde haar mee: ‘Nog wel!’
‘Oja, sorry,’ stuurde ze, ‘inschattingsfout, het is al laat, en het licht in je woonkamer brandde al niet meer, dooie mus dit, ik wilde je een groet komen brengen.’
Of die groet een afscheid was of juist als begin bedoeld was weet ik niet.
Toen ik deze morgen wakker werd zag ik dat ze me in het holst van de nacht nog een bericht had gestuurd: ‘De volgende keer breng ik je een kus.’
Later in de ochtend nam ik een trein de stad uit en ik dacht: op het platteland valt het niet zo op als je niet leeft, in de stad wordt je vaker geconfronteerd met mensen die iets doen wat op leven lijkt.
Ik berichtte het meisje dat we het nog even uit moesten stellen. Ze zei: ‘Tot snel’ en wenste me een goede reis, een afscheid en begin ineen.
Schrijver Gustave Flaubert noteerde eens dat filosofen en dokters even grote idioten zijn, en dat de filosofen een engel van de mens maken en de dokters een varken. Ik keek uit het raam van de trein. In een weiland stonden witte schapen.