Ibiza
‘Als jullie het niet erg vinden blijf ik op bed liggen. Maar je kan me vragen wat je wilt en ik heb de hele dag de tijd, behalve als ik mijn schoonheidsslaapje doe.’
De Uitbater is een telg uit een beroemde dynastie van industriëlen. Nadat hij zich in de jaren vijftig ontworstelde aan het benauwde elitaire milieu van zijn ouders is hij als bon vivant naar Ibiza getrokken. Daar heeft hij alle ‘tijdperken’ met de neus erbovenop mee gemaakt. Ook al zat hij zo af en toe ook wel weer een poosje in Amsterdam, vaak om er een café te openen, danwel te sluiten. Een contact heeft ons dan al eerder verteld dat De Uitbater werkelijk beroofd is van al zijn geld door een volkse zangeres met wie hij ooit een relatie had, in de jaren zeventig. Een andere bron weet te melden dat hij een schurfthekel heeft aan Hillis, wat op zich ook reden genoeg is om hem te spreken.
Vandaag de dag houdt hij niet alleen een aantal vastgoedprojecten aan, hij heeft ook een soort hondenstation bij zijn woning op Ibiza, met een grote roedel op straat gevonden viervoeters, die hij samen met zijn vrouw, ‘een Roemeense gravin’, verzorgt. Ook bestiert hij een saffraanplantage en een bijenfokkerij voor een honingproductiefirma.
We komen op het spoor van De Uitbater via misdaadjournalist Bas van Hout. Dat heeft een hele eenvoudige reden. Medio jaren zeventig raakt De Uitbater goed bevriend met Zwarte Joop – de godfather van de Wallen in die dagen en stiefvader van Van Hout. Het is net in een periode dat hij zich stort op de bedrijfsvoering van een café aan de Nieuwmarkt, ’t Loosje geheten. Daar bij Loosje leert De Uitbater meer boeven kennen dan goed voor hem is. Iemand als Jan Femer bijvoorbeeld, die op dat moment nog rijdt als speciale taxichauffeur tussen Amsterdam, Hamburg en Bremen. Hij vervoert kapiteins van vrachtschepen maar is ook niet vies van wat handel in cocaïne zo nu en dan.
De Uitbater krijgt met zijn café veel tegenstand van de Hells Angels en ook van Chinese criminele triades, waardoor hij Femer op een dag vraagt of die niet een stukje beveiliging op zich wil nemen. Femer neemt de klus op zich, brengt wat jongens mee en werkt zich al doende op tot een soort privé-bodyguard.
De inwoner van Ibiza legt uit hoe hij omstreekt ’93 een investering doet in Het Paaltje aan de Benidormse Playa del Levante: ‘Kijk, die tent stond op dat moment leeg nadat ze eerder door de Spaanse politie gesloten was. En dat was weer omdat het bedrijf in handen was van criminelen en bezocht werd door drugshandelaars.’
De Uitbater ruikt dat jaar een kansje, het restaurant staat voor een prikkie te koop omdat niemand er aan wil, gezien de slechte reputatie die het adres heeft. Op de achtergrond spelen dan al diverse louche partijen een rol in de overname, maar De Uitbater zal zich pas later de consequenties daarvan beseffen. Hij koopt het van een bonafide partij en zet er een prima lopend restaurant op met een leuke mix van Spaans voedsel en Hollandse muziek. Al snel komen ook de Hollandse penoze-jongens binnen, zo merkt hij. Hij vindt het allemaal goed. Zijn oude vriend Femer neemt er plaats, naast iemand als Hillis, en de twee spelen dan een potje kaart, ‘om bedragen waar een bijstandsgezin een flauwte van zou krijgen’.
‘Die hele Amsterdamse boevenclub zat daar in Benidorm maar te zuipen en te doen en ik stond achter de bar mee te feesten, altijd “weinig voor niets”. Iedereen zoop zich helemaal te pletter behalve Donald Groen, Mink Kok en Jantje Femer. De laatste “mocht” niet drinken van de anderen, anders werd hij psychopathisch.’
De Uitbater ziet ook hoe een aanvankelijk stoere jongeman als Rooie Ron te veel begint te gebruiken en zich langzaamaan in een depressie en een relatiecrisis in drinkt.
‘Christan B. was er ook altijd bij, dat was echt de maat van Hillis. Die werd Frans genoemd. Wisten jullie dat al?’
Na een jaar is het uit met de pret. Hij heeft genoeg van het harde werken achter en voor de grill en wil weg. Het is leuk geweest, hij heeft ‘toppers’ als John Bon Jovi, David Hasselhoff en Jan Vayne in de zaak gehad en altijd veel volk over de vloer. Hij hoopt de zaak voor een leuke prijs te kunnen verkopen, maar weet dat hij voor de verkoop afhankelijk is van een partij die veel macht heeft in Benidorm. Het is een groep zakenlieden en criminelen die zich verenigd hebben rondom het lokale Golden Tulip-hotel. Feitelijk een soort kartel dat bepaalt hoe de hazen lopen aan dit deel van de Spaanse kust, volgens De Uitbater. Hij verkoopt zijn zaak aan deze partij en begrijpt dat een deel boven en een deel onder de toonbank terug gaat, maar dat hij zelf een deel van de commissie zal krijgen van de leider van dit kartel, een zekere Daniël, die op zijn beurt weer samenwerkt met een specialist van een ziekenhuis in Den Bosch. Een volstrekte bovenwereldfiguur dus.
Waar het op uitdraait: hij krijgt niets. Wel ontvangt hij van Danny allerlei leuke presentjes in natura, zoals een lease-Rolls Royce, maar van gewoon koud geld is geen sprake. De Uitbater voelt zich vreselijk genaaid. Hij heeft zelf anderhalve ton in het restaurant zitten. Hij wendt zich tot Stanley Hillis, die aldoor in beeld is geweest en van wie hij hoort dat deze op de achtergrond een rol heeft gespeeld bij de recente overname. Hillis hoort het verhaal aan, knippert even met zijn ogen bij het horen van het woord ‘commissie’ en meldt De Uitbater unverfroren dat er van enige handel geen sprake kan zijn. ‘En als je doorgaat met zeiken, dan lig je zo op je rug,’ bijt de Kouwe Ouwe hem toe.
Dat is meteen de laatste meeting die De Uitbater met Hillis heeft. Hij neemt zo snel als mogelijk de benen naar Ibiza waar hij zich in nieuwe avonturen stort.
Een bron die veel is opgetrokken met Hillis stelt dat De Ouwe De Uitbater als ‘voorbeeld heeft gesteld’. Het is in een periode, midden jaren negentig, dat Hillis zich als ‘maat der dingen’ begint te zien. ‘Iedereen wist nu: oké, als ik problemen krijg met De Ouwe, dan krijg je zoiets als dit dus.’
Met Hillis heeft De Uitbater daarna dus geen contact meer. Maar hij hoort wel dat De Ouwe zich in de loop van de jaren die volgen ook op Ibiza begint te richten. Met die Ouwe komt weer een hele groep mee. Rondom de eeuwwisseling ziet De Uitbater die Ouwe zelfs feesten met een groep nieuwe vrienden. ‘Gekleed in een rood pakje stond die Hillis tussen de travestieten van Bar Dome in Ibiza zich te vermaken,’ zo vertelt hij. Volgens een toeristenfolder is deze bar the place to be op het eiland, maar volgens De Uitbater vooral een ontmoetingsplek voor wilde nichten. Hij zweert erbij dat hij zelfs heeft gezien hoe Hillis, maar ook diens stapmaatje Hingst, zich hebben laten gaan in deze gelegenheid.
Dat mag dan een ‘nieuwe Hillis’ zijn; in veel andere gedragingen blijkt de Haagse crimineel zich nog steeds zo te gedragen zoals ook al eerder in Spanje. ‘Heel Ibiza lag krom voor die engerd.’
Hillis investeert verder in vastgoed, samen met Hingst, en een zakenman genaamd John Broekman. Iemand die volgens andere bronnen – dus niet alleen De Uitbater – letterlijk door Hillis ‘van de straat was getrokken’.
Vrij Nederland heeft in dat verband een eenmalige betaling van de vermoedelijk door Hillis en met zekerheid door Holleeder afgeperste vastgoedondernemer Jan-Dirk Paarlberg naar dit bedrijf van Hillis, Broekman en Hingst in Ibiza weten te traceren.
‘Ach, Ibiza verloedert, het is nu allemaal quinoa-kut wat de boel overneemt,’ stelt De Uitbater. ‘Vijf jaar geleden reden ze allemaal nog in een Porsche Cayenne, maar nu hebben ze ineens een landwagen, het zijn net hippies, maar het zijn geen hippies, ze doen alleen maar zo. Stan is op een bepaald moment vertrokken uit Ibiza. Hij is toen samen met zijn vrienden weer terug gegaan naar het Spaanse vasteland.’
Dit fragment is een deleted scene uit De Kouwe Ouwe, de biografie die misdaadverslaggevers Martijn Haas en Vico Olling schreven over de godfather van de Nederlandse misdaadgeschiedenis: Stanley Hillis.