Tsjernobyl
Zwijgend bekeken we de groen uitgeslagen betonnen wanden. Achter de doffe ramen ontdekten we schilderijen, beelden en decorstukken.
We fietsten een rondje op het acht hectare grote terrein. Het insectarium en de hokken, volières, kassen en bassins verraadden een scala aan dier- en plantensoorten dat hier ooit geleefd moest hebben. Veel mensen zagen we niet.
Van binnen deed het gebouw denken aan een afgetakeld ziekenhuis: brede gangen, blauwgrijs linoleum op de vloer, metalen wandkasten waarop gele stickers zaten geplakt met waarschuwende bliksemschichten.
'Tsjernobyl,' fluisterde mijn jongste zoon weer. Ik gaf hem een por en wees hem op het bordje Mariene biologie. Vroeger liepen in hetzelfde complex studenten rond die dierproeven deden en planten bestudeerden. Na hun vertrek bleef er onder andere een skelet van een vierentwintig meter lange walvis achter en een verzameling potten met beesten op sterk water.
'Oorspronkelijk is dit gebouw natuurlijk niet voor wonen bedoeld,' zei mijn man. Hij bekeek de afgebrokkelde muur midden in onze hoge, kale ruimte en de vele buizen en elektriciteitsdraden die door het plafond staken. 'En het is lang geleden dat hier les werd gegeven.'
'Dit moeten we wel even dicht smeren,' mompelde onze oudste zoon met gebogen hoofd. Tussen zijn voeten gaapte een gat ter grootte van een koekje waardoor hij een glimp van de fietsenkelder opving.
Inmiddels wonen we een halfjaar in De Biotoop en in het chique Haren. Het dorp staat vol villa's en de bevolking is sterk vergrijsd. In het begin hadden onze zoons de gewoonte om in het dorp de Biotopers eruit te pikken. Als er een oude bus of camper voorbij tufte of ze zagen iemand met warrig haar knikten mijn zoons en zeiden: 'Biotoop.'
'Waaraan zien jullie dat?' vroeg ik een keer.
'Hippies,' verklaarde mijn jongste zoon.
Pas geleden had ik een interview over mijn nieuwe roman bij Haren FM. De man die me zou interviewen vroeg waar ik in Haren woonde. Hij trok zijn neus op bij het antwoord. 'De Biotoop? Dat is toch dat alternatieve met ateliers enzo? Kun je daar wònen?'
'Hij bekeek me ineens alsof ik een andere soort was,' vertelde ik 's avonds aan mijn man.
'Dat ben je ook,' antwoordde hij. 'Wij zijn anders.'
Gisteren las ik een artikel over Tsjernobyl. Dat dertig jaar na de ramp nog steeds onbewoonbaar is. De foto's van lege gebouwen, vervallen huizen en achtergebleven voorwerpen onder grijze stof zijn mooi in hun lelijkheid. Maar het opvallendst is de opleving van bepaalde diersoorten omdat ze er met rust worden gelaten. Mijn oudste zoon keek over mijn schouder naar de foto's.
'Lekker lelijk, het lijkt de Biotoop wel.'
'Inderdaad,' antwoordde ik, 'en weet je wat er aan mooi is: bepaalde soorten gedijen juist prima op plaatsen waar de meeste mensen niet willen wonen.'
Sabine van den Berg (1969) leeft met haar gezin in de grootste kunstenaarsgemeenschap van Noord-Nederland: De Biotoop in Haren. In het voormalige Biologisch Centrum van de RUG wonen en werken meer dan 300 mensen.
Illustratie: Sabine van den Berg