Overleven
Tijdens het zoeken vroeg mijn oma om de paar minuten: ‘Wat zoeken we eigenlijk? Een armband misschien?’
Aan haar manier van spreken viel niet op te merken dat ze de helft van haar gebit miste. Ergens was dat teleurstellend.
Ik vroeg of ze haar tanden niet toevallig op het nachtkastje van ‘de buurman’ had laten liggen. ‘De buurman’ is een man in het verzorgingstehuis die haar wel ziet zitten.
Over die man, en mannen in het algemeen, zegt ze: ‘Ze willen maar een ding, en aan dat gerommel met m’n lijf kan ik op mijn leeftijd niet meer beginnen. Ik heb mijn man gehad.’
‘Wat jij wil,’ zei ik.
Ik liep naar de keuken. Op het aanrecht stond een schaal waar pap in had gezeten. Wellicht had ze de tanden wel ingeslikt tijdens het pap eten en was ze zelfs dat vergeten te voelen. Ik twijfelde om het haar te vragen.
Ik deed het niet en vroeg: ‘Kun je nog wel eten?’
Ze liep op me af, pakte m’n arm vast en zei innig: ‘Als het moet kan ik nog iemand dood bijten zonder gebit.’
Ik lachte en besefte dat tanden zwaar worden overschat. We stopten met zoeken, gingen zitten in de woonkamer en keken zwijgend uit het raam.
Overleven is soms ook gewoon niks doen en wachten.
Na een paar zwijgzame minuten vroeg ze: ‘Wat zochten we net?’
‘Niks!,’ zei ik.
Ze knikte, ik knikte, daarna ging alles weer verder zoals het ervoor was geweest.