Zoeken
Waar komen al die tegenstellingen vandaan en wat doen we eraan?
In deze laatste maanden voor de verkiezingen heb ik het idee in een parallel universum te zijn beland, dat niets meer te maken heeft met de echte wereld. Het doet me denken aan die keer dat ik me — vraag me niet waarom — in een ondergronds speelpark middenin Amsterdam bevond, genaamd TunFun.

Waar komen al die tegenstellingen vandaan en wat doen we eraan?

Gepubliceerd op 13 maart, 2017 om 00:00

Terwijl de wereld boven onze hoofden door raasde, aanschouwde ik met open mond een microkosmos in de catacomben van de stad, waar ouders zich als in een dierentuin naar soort hadden gegroepeerd. Op links de kakkers, met panini’s voor de kinderen en cappuccino voor de moeders. Verderop de crea’s en zzp’ers, met zelf meegenomen druiven in bakjes, relatief veel vaders en paarstinten. Achterin een groepje geruisloze moslima’s met genoeg etenswaar om de dag door te komen, en pontificaal in het midden de Hollandse no-nonsense moeders, kort kapsel en Gaastra-jas, die zonder een millimeter van hun plaats te komen hun kroost dertig meter verderop corrigeerden. In deze bunker functioneerde men compleet langs elkaar heen, in een kakofonie van kinderstemmen, en aan het einde van de dag ging de hele meute door dezelfde deur naar boven, terug naar de echte wereld.

Het huidige publieke en politieke debat lijkt zich in een dergelijk parallel universum af te spelen — alleen is er bijna geen ontsnappen mogelijk. Overal staan mensen hun eigen achterban toe te spreken; Tunahan Kuzu staat in een luchtkasteel te oreren met zijn gehoor gedwee op stoeltjes om zich heen, Jesse Klaver springt onder luid gejuich op de maat van housemuziek op een trampoline, Sybrand Buma leert kleuters het Wilhelmus en Mark Rutte deelt met brede glimlach paaseieren uit.

Barbara Baarsma tekent grafieken en roept: ‘Jongens, kijk nou eens naar wat er wél goed gaat!’ en Geert Wilders zit in de knutselhoek te photoshoppen. De pers staat er veel te dicht bovenop en doet letterlijk verslag van de trampoline, het luchtkasteel, de paaseieren en het knutselwerk, terwijl een toenemend aantal mensen met open mond toekijkt en zich afvraagt: waar is hier de nooduitgang? Het lijkt mij zinvol even het putdeksel op die ondergrondse ruimte met pers en politici te doen, een grote stap terug te nemen en te kijken wat er in de wereld is gebeurd waardoor wij hier zijn aangeland.

1.    De obsessie met de nieuwe klassenleider

Je kan geen krant of sociale media-feed openslaan, of het gaat over een nieuwe orde wereldleiders die is opgestaan om het zogenaamde ‘establishment’ van de troon te stoten. Trump, Wilders, Le Pen, Farage en anderen: met de nietsontziende flair van de grootste pestkop van school banjeren ze door het gebouw, slopen her en der wat kluisjes en verbannen iedereen wier kop ze niet aanstaat uit de kantine, aangemoedigd door een joelende menigte. Bij de verkiezing tot nieuwe klassenleider wint de pestkop het tot ieders verbazing ook nog eens van het slimste meisje van de klas, dat altijd zo haar best leek te doen en braaf luisterde naar ieders voorstellen.

Er zijn twee manieren om hierop te reageren: trachten te begrijpen wat de huidige lichting leiders heeft gedaan om deze extreme ontwikkeling mogelijk te maken, of blind focussen op de pestkop en iedere gekke sprong die hij maakt. Wij doen vooral het laatste, en daarmee vergroten we enkel de tegenstellingen. De eindeloze stroom filmpjes over Trump, de grappen over Wilders en de verontwaardigde artikelen over hun domme achterban: met een aan wellust grenzende manie zijn we bezig met wat de pestkoppen doen, in plaats van in kaart te brengen waarom een grote groep mensen hen als serieus alternatief beschouwt.

Door bijvoorbeeld te onderzoeken hoe het in godsnaam mogelijk is dat uitgerekend rechtse partijen met hun nationalisme floreren op de weerzin jegens een systeem dat ze zelf hebben opgetuigd: globalisme. Door je af te vragen hoe de focus van handel en openheid in korte tijd is verschoven naar migratie en geslotenheid, en welke wezenlijke systeemfouten er verborgen zitten onder die obsessie met identiteit. Door te kijken welke gemeenschappelijke waarden we, ondanks die tegenstellingen, toch kunnen vinden, in plaats van alles in de kampen ‘politiek correct’ dan wel ‘racistisch’ te plaatsen. Alleen een analyse van dit soort vragen biedt nieuwe inzichten en perspectieven, en daarvoor moeten we onszelf afsluiten van de onzin die ons momenteel wordt voorgehouden.

2.   Een grenzeloze wereld

De val van de Berlijnse muur kondigde in 1989 letterlijk en figuurlijk een nieuwe wereld zonder grenzen aan. Het was het laatste obstakel dat in de weg stond van de wereldwijde uitrol van de ideologie van het westerse liberalisme, met een marktkapitalistische economische orde. Simpel gezegd: ieder individu moest gelijke kansen hebben zich vrijuit te kunnen ontplooien, zonder al teveel inmenging van hogerhand. Om dit in de dagelijkse praktijk te faciliteren werden samenlevingen, ook de Nederlandse, ingericht op basis van de heilige drie-eenheid deregulering, privatisering en het stimuleren van individuele verdienste. De afgelopen decennia is de wereld zo één grote marktplaats geworden, met een vrije stroom van informatie, goederen en kapitaal die over de aardbol raast.

Het resultaat is een door nationale overheden gefaciliteerde, oppermachtige private sector, die de wereld afstruint en overal de krenten uit de pap haalt — ook wel ‘offshoren’ genoemd. Zo kan het zijn dat een onderneming als Nike haar hoofdkantoor in Oregon (VS) heeft, haar producten in lagelonenlanden laat maken, die in rijke landen verkoopt en bijna geen (1,4%) belasting betaalt op een winst van bijna elf miljard dollar omdat die grotendeels via Nederlandse belastingvehikels wordt ontweken.

Deze schaalvergroting heeft niet alleen voor enorme verschuivingen in de wereldeconomie gezorgd, maar het continu in onderlinge competitie met elkaar zijn heeft ook een wezenlijke impact op onze individuele en collectieve waarden gehad. Het eerste is een algemeen aanvaard feit, het tweede is iets waarvan maar weinigen zich bewust zijn. Maar het verklaart wel voor een groot deel wat er nu in ons land gebeurt. Dáár ligt de oplossing voor het overbruggen van de huidige conflicten: het zoeken en opnieuw vinden van gedeelde in plaats van tegengestelde waarden. De kleinburgerlijke focus op paaseieren, hoofddoekjes en volksliederen is een bliksemafleider van de ware, onderliggende problemen. En zonder fundament voelt het mooiste huis onveilig — dat is de essentie van deze samenleving in oproer.  

3.   Gespletenheid van waarden

Hoe en waarom is die basis gaan verschuiven? Ondernemers waren vroeger nog gebonden aan dorp, stad of land, hetgeen betekende dat ze in hun dagelijkse leven te maken hadden met hun kring van betrokkenen: klanten, personeel, mede-ondernemers en de samenleving. Giftige schoonmaakmiddelen belandden in eigen sloot, de slechte behandeling van mensen had direct gevolg voor je reputatie en belasting werd betaald om de wegen te onderhouden waarover je eigen bestelbusjes reden, of het sociale vangnet te bekostigen waarop je naasten konden terugvallen.

Toen alle grenzen wegvielen, ontdeden velen zich van die soms knellende nationale jas en gingen op verkenning uit, de wereld in. Groei was het nieuwe uitgangspunt en om dat te bereiken werd ieder afzonderlijk bedrijfselement geoptimaliseerd — in de geest van het eerder genoemde voorbeeld van Nike. De lonkende vette vis: maximale winst en individueel succes. Waar eerst nog het uitgangspunt het belangrijkste was, gelijke kansen voor iedereen, werd geleidelijk aan nog slechts het einddoel van belang: de top bereiken. Langzaam ontdeed Nederland zich van haar Calvinistische sluier en tekende zich een onbegrensde horizon van zelfverrijking af, met ruimte voor individuele uitmuntendheid.   

De spelregels in dit nieuwe, enorme speelveld waren anders dan thuis: met het uittrekken van de lokale jas en verblind door het gouden ei, legden we beetje bij beetje ook intrinsieke waarden als solidariteit, rechtvaardigheid en verantwoordelijkheidsgevoel af. Door de fysieke afstand én door de toenemende omvang van bedrijven, hadden ondernemers en hun vele management-representanten nog amper voeling met de kring van betrokkenen rond hun onderneming.

Een overkoepelend financieel systeem van banken, verzekeraars en investeerders drong door tot in de haarvaten van ons bestaan. Het doel was rendement en de enige vraag die nog relevant was: houden we ons aan de wet? Als het antwoord daarop bevestigend was, was het goed. Moderne slaven in lagelonenlanden? ‘We betalen het minimumloon.’ Een zwaar vervuilende productieketen? ‘We voldoen aan de milieuwetgeving.’ Miljardenwinst maken in arme landen maar er amper belasting betalen? ‘Een legale constructie.’ Diensten verkopen aan klanten die de gevolgen niet kunnen overzien? ‘Ze hebben zelf hun handtekening gezet.’ Zo kan ik nog wel even doorgaan. De grootte van organisaties, de versnippering van eindverantwoordelijkheid en de juridisering van problemen hebben een cultuur gecreëerd waarin bijna iedereen oprecht kan zeggen: Ich habe es nicht gewußt, leidend tot de bekende conclusie nadat weer een beerput is geopend: ‘Met de kennis van nu…’ Zo ontstond een menszijn waarbij iedere innerlijke moraal, ons meest basale gevoel voor rechtvaardigheid, volledig was geëxternaliseerd: ‘integriteit, pas als je de wet overschrijdt’.

Maar dat is slechts één kant van het verhaal; er is een tweede belangrijke ontwikkeling. Met toenemende welvaart worden de denkbeelden van mensen per generatie opener en vrijer. Hoe minder men zich hoeft bezig te houden met veiligheid, ontwikkeling of geldproblemen — existentiële zorgen — hoe meer men het zich kan veroorloven er open denkbeelden op na te houden. Met het uit het zicht raken van risico’s ontstaat een zekere bravoure waardoor mensen religie en tradities loslaten en seculiere waarden gaan omarmen. Men durft zich opeens uit te spreken over vrouwen- of homorechten, zal eerder vrijheid boven zekerheid verkiezen, welzijn boven welvaart, creativiteit boven discipline, diversiteit en tolerantie boven eenheid en geslotenheid.

Ziehier de schizofrene splitsing van waarden die is ontstaan bij een bovenlaag in onze samenleving, waaruit de huidige klasse van politici, ondernemers en andere leiders voortkomt. Een groep hoogopgeleide, met name stedelijke mensen die zich redelijk succesvol staande houdt in deze geglobaliseerde wereld, ik noem ze voor het gemak even ‘kosmopolieten’ of wereldburgers, die enerzijds — vaak onbewust — een totale onthechting van basismoraal toont, maar met de mond een vrij en open wereldbeeld belijdt. Het zijn de mensen in de PR- en reclamewereld die eraan bijdragen dat merkdenken (en daarmee de macht van bedrijven) zich vanaf jonge leeftijd in ons DNA verankert, maar die tegelijkertijd Trump verafschuwen. Het zijn de mensen die carrière maken met het verzinnen van constructies om bedrijven — legaal — zo veel mogelijk geld te laten zuigen uit ontwikkelingslanden, maar neerkijken op degenen die migranten afwijzen. Het zijn de baasjes die op grond van al deze systemen eerst hun miljoenen vergaren, en vervolgens in hun fiscaal aftrekbare Tesla de groene golf aanvoeren. Het zijn de politici die zich laten voorstaan op hun zorg voor de zwakkeren, om in hun tweede carrière lachend te lobbyen voor het bedrijfsleven.

En nee, ik ben niet roomser dan de paus. Maar iedere poging tot verandering begint bij introspectie, en deze definitie van beschaving behelst een hypocriet idee van morele superioriteit ten aanzien van iedereen die bepaalde ‘weldenkende’ waarden niet deelt. Die superioriteit gaat voorbij aan de terechte onvrede over een moreel poreus fundament.  

4.   Twee grote crises  

Het was exact de onthechting van innerlijke moraal die in 2008 de implosie van het financiële systeem en daarmee een wereldwijde crisis veroorzaakte. De omvang van organisaties, met vele managementlagen waardoor niemand nog enig verantwoordelijksgevoel had, een obsessie met zelfverrijking en de te grote afstand met de kring van belanghebbenden brachten een cultuur voort die roekeloosheid, kortetermijndenken, misleiding van klanten, falend toezicht en zelfs regelrecht crimineel gedrag faciliteerde. In het begin van de crisis werd dit vooral onthuld bij financiële instellingen, maar naarmate het flinterdunne maatpak van beschaving van toezichthouders, bestuurders én uitvoerders werd gestript, zagen we dat deze cultuur bij zowel de private als (semi-)publieke sector was binnengedrongen — met de Vestia-affaire als vlaggenschip van de treurige vloot. Dit was overigens het perfecte moment voor links geweest om met een alternatieve wereldvisie te komen; hierover later meer onder (6).

Het feestje van de globalisering werd bruut verstoord en gewone burgers zaten met de grootste kater. Lastenverzwaring, bezuinigingen, een geldinfuus voor financiële instellingen die niet mochten omvallen: zware tijden braken aan, maar velen hebben de indruk dat er nooit schoon schip met de basisconstructie is gemaakt. Nog steeds is het aantal schandalen rond frauderende directies, omkoping, slap toezicht en zelfverrijking dermate groot dat niemand van incidenten kan spreken. Burgers voelen zich aanhoudend benadeeld, en terecht: als we naar de CBS-cijfers over de inkomensverdeling van de Nederlandse economie kijken zien we bijvoorbeeld dat in de periode 2001-2013 het besteedbaar inkomen van particulieren in ons land daalde door belastingverhoging, terwijl dat van de bedrijven — met dank aan belastingverlagingen — verdubbelde.

De financiële crisis bracht stress voor veel huishoudens en al snel volgde een tweede dreiging. Terwijl hier de verliezers van globalisering hun wonden likten, pakten namelijk elders in de wereld de relatieve winnaars ervan hun boeltje bij elkaar om hun kansen te verkennen. De vrijemarkteconomie had hele onderklassen uit barre armoede opgetild. Volgens de regels van het nieuwe spel gingen ook zij de wereld afstruinen op zoek naar een betere plek: ze gingen naar ons voorbeeld ‘offshoren’ — maar dan fysiek. Initiatief en maakbaarheid waren mooie concepten voor ons, maar we hadden er niet op gerekend dat het arme sloebers op een idee zou brengen. Naast deze economische migranten kwam bovendien een vluchtelingenstroom uit conflictgebieden op gang. Deze twee binnenkomende groepen worden in het huidige publieke debat door veel partijen — politici, pers, bevolking — simpelweg op één hoop gegooid als ‘de migratiecrisis,’ terwijl herkomst, religie en behoeften totaal verschillend zijn. Inmiddels worden ‘migranten’ allen tezamen als grote dreiging óf verrijking van onze samenleving gezien — je zit in het ene of het andere kamp. Een onzinnige zwart-witbenadering die iedere constructieve aanpak belemmert.    

5.   Van globalisme naar nationalisme

Hoe zijn we in korte tijd van een ideologie van het slechten van muren, naar het optrekken van muren gegaan? Lang is gedacht dat alleen de zogenoemde ‘verliezers van de globalisering’ in ons land ressentimenten jegens migranten hadden. In eerste instantie denk ik zeker dat je zo de traditionele Wilders-achterban kan profileren: mensen uit de perifere gebieden die minder hebben geprofiteerd van globalisering, wel de zwaarste lasten droegen in de nasleep van de financiële crisis en de wereld zoals ze hem kenden (te) snel zagen veranderen. Deze ‘gewone’ burgers ervaren al jaren daadwerkelijk meer stress dan eerdergenoemde ‘wereldburgers’: die hoogopgeleide stedelingen die de regels van het nieuwe spel snappen, ervan profiteren en zich langer en verder verwijderd voelen van existentiële zorgen als werkgelegenheid, zorgkosten of veiligheid.

Juist die stress van de ‘gewone’ burger verklaart het verlangen zich vast te houden aan traditionele waarden en een moraal die jarenlang als deugd werd gezien: ‘ik wil voor mijn eigen gemeenschap zorgen’ — nota bene het linkse uitgangspunt onder ons systeem van sociale zekerheid. Dat dit door de zelfbenoemde wereldburger stelselmatig is weggezet als achterlijk, is een miskenning van grote omvang geweest. Wilders sprong in dit gat en kapitaliseerde het ongenoegen met klassieke zondebokretoriek: de onmenselijke en onterechte projectie op moslims en nieuwkomers. In plaats van de onderliggende problemen aan te pakken, gingen de gevestigde partijen, uit angst voor electoraal verlies of bij gebrek aan visie, mee in het gekijf over kerstbomen, moskeeën en volksliederen, daarin op de voet gevolgd door de media — daar zijn ze nu nog mee bezig, in die ondergrondse ruimte waar ik even het putdeksel op heb gelegd.

De ‘gewone’ burgers, die voorheen misschien eerder links stemden, zagen een heersende klasse die lange tijd geen enkele solidariteit toonde behalve met zichzelf, vervolgens wel om solidariteit vroeg ten tijde van de financiële crisis en ‘de migratiecrisis,’ en een toenemende onbereidheid daartoe als onbeschaafd of zelfs racistisch wegzette. Hun stem op Wilders is een fuck the system-stem: weg met die hypocriete lui en nu eerst pas op de plaats.

Maar om de omvang van de Wilders-achterban te verklaren, moeten we ook kijken naar een tweede groep, die misschien wel harder is dan de eerste en wordt gesymboliseerd door een persoon als Donald Trump. Het is een groep mensen die feitelijk niet zoveel te klagen heeft: een huis, een baan en voldoende geld om op vakantie te gaan, maar die bedrijfsmatige waarden geïnternaliseerd heeft. Dit zijn de mensen die heilig in het maakbaarheidsideaal geloven, vinden dat zij geheel op eigen kracht hun welvaart hebben vergaard en geen enkele reden zien dat met mindere goden te moeten delen. In de visie van deze groep zijn nieuwkomers geen asset, maar een liability. Haar ogenschijnlijk paradoxale ruk van globalisme naar nationalisme is wat dat betreft waardevast: eigenbelang eerst — en solidariteit met de zwakkeren van de afdeling heeft nog nooit iemand een positie in de directie opgeleverd. Zo bezien is het niet gek dat juist de rechtse partijen munt slaan uit de terugslag op hun eigen ideologie.

6.   Het failliet van links

Moeten we de valse zondebokretoriek van Wilders dan zomaar accepteren? Nee, zéker niet. Maar om deze voortdenderende trein te kunnen stoppen, dienen we te onderzoeken waar de opening zit. Daarvoor moeten we eerst constateren dat links heeft verzaakt om op het juiste moment met een glasheldere nieuwe wereldvisie te komen, en dat moment was vlak na de financiële crisis. Waar de val van de Berlijnse muur het startschot voor een zegetoer van het marktkapitalistische gedachtegoed was, had de financiële crisis dat voor een nieuwe progressieve en sociaaldemocratische visie moeten zijn.

De grote fout die de linkse partijen maakten, was dat ze verder schetsten op de bestaande ontwerptafel van het geglobaliseerde marktdenken, waar inmiddels iedere moraal tot aan het beenmerg was uitgezogen. Dat was ook hét moment om korte metten te maken met de macht van het bedrijfsleven achter de coulissen van de overheid — de reden waarom bijvoorbeeld een van de grootste dreigingen aller tijden, klimaatverandering, simpelweg niet aangepakt kan worden. In plaats van compromissen sluiten op basis van het bestaande systeem, hadden ze toen alles van tafel moeten vegen om met een alternatieve wereldvisie te komen. Op beide crises reageerde links totaal verkeerd: na de financiële crisis werkte het mee aan het creëren van een sociaal vangnet voor de financiële sector en de mensen verantwoordelijk voor de crash, en na de migratiecrisis vroeg het solidariteit met de hele wereld in plaats van in te zien dat in die behoefte ook bij de eigen achterban moest worden voorzien.

Het heeft de PvdA de kop gekost en zal Jesse Klaver met zijn halfzachte ‘economisme’-geroep niet aan de benodigde zege helpen. Ik ben het dan ook pertinent oneens met iedereen die roept dat er ‘tegenwoordig geen links of rechts meer bestaat’; het hele vertrekpunt is rechts, en binnen die constructie is nog slechts sprake van een rechts of links accent.

7.   Wat nu?

Volgende week moeten we naar de stembus en kunnen we enkel kiezen uit de mensen die ik voor de duur van dit verhaal even heerlijk onder een putdeksel heb gestopt. De inhoud van debatten reikt niet verder dan de boze burger, de enge migrant, een beetje zorgtoeslag of AOW, zonder alomvattende visie waarop al die deelthema’s zouden moeten rusten — een plan voor iederéén en voor de lange termijn. Laten we voor dit gedachtenexperiment dus nog even het putdeksel erop houden, zodat wij wat introspectie kunnen plegen.

We hebben een wereld gecreëerd waarin het bedrijfsleven en competitieve waarden tot in iedere porie van onze samenleving zijn doorgedrongen — met als resultaat dat de belangen van enkelen worden behartigd, niet van het geheel. Een morele crisis die wordt verward met een identiteitscrisis; gezien de belangen waarschijnlijk opzettelijk. Als we de tegenstellingen niet verder willen vergroten, moeten we op zoek naar gedeelde waarden. Laten we enerzijds erkennen dat bij mensen in de top van politiek, cultuur en bedrijfsleven een gevaarlijke gespletenheid in moraal is geslopen. Een groep die een integriteitsprobleem heeft, maar zich laat voorstaan op haar universele of ‘geglobaliseerde’ wereldbeeld, ‘imagine all the people living life in peace’.

Laten we anderzijds erkennen dat de roep om gemeenschapszin en sterker nationaal beleid is gekaapt door gevaarlijk identiteitsdenken leidend tot de uitsluiting van minderheden. Daarentegen is het willen vasthouden aan een soms simpele, maar pure, moraal van rechtvaardigheid niet altijd slecht of achterlijk; op veel fronten is het zelfs precies wat we nodig hebben. Met een toenemende focus op cohesie in plaats van competitie, ontstaat zo van onderuit een voedingsbodem voor opener denkbeelden en de behoefte om niet alleen voor het eigene, maar ook het andere op te komen.

Als ik nu het putdeksel open en alle poppetjes er één voor één uit laat zodat we onze keuze in het stemhokje kunnen bepalen, hoop ik dat u iemand kiest die niet langer vanuit de loopgraven zijn eigen achterban bedient, maar de gemeenschappelijke grond onder ons allen zoekt en een nieuwe horizon schetst. Ongeacht de uitslag moet het inzicht van onszelf komen. Van onze bereidwilligheid naar de feiten te kijken en onze eigen waarden onder de loep te nemen, om daar vervolgens daden aan te verbinden in de bescheidenheid van ons eigen leven.

Roxane van Iperen (1976) debuteerde afgelopen zomer met Schuim der aarde, een roman die zich afspeelt aan de rauwe onderkant van Brazilië.

Haar schrijverschap combineert Roxane met onderzoek en publicaties, met name gericht op bedrijfsethiek, leiderschap, het verschil tussen individuele en collectieve moraliteit en de excessen van het neoliberale business model. De stukken die ze hierover schrijft - waaronder bovenstaand stuk - worden onder andere gepubliceerd op Follow the Money, een platform voor diepgravende, financieel-economische onderzoeksjournalistiek.

Auteurs
Auteur: Roxane van Iperen

Roxane van Iperen (1976) is auteur en jurist. In 2016 verscheen haar debuutroman Schuim der aarde, waarmee ze de Hebban Debuutprijs won. In 2018 volgde 't Hooge Nest. Het werd bekroond met de Opzij Literatuurprijs 2019 en stond op de shortlist van de NS Publieksprijs 2020. In 2021 schreef Van Iperen het Boekenweekessay De genocidefax, verzorgde ze de 4-meilezing en publiceerde ze Brieven aan 't Hooge Nest. Voorjaar 2022 verscheen haar essay Eigen welzijn eerst, en in 2023 volgde haar nieuwe roman Dat beloof ik.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: