Decorum
Deze column is ook te beluisteren, ingesproken door Jonah Falke zelf.
Koppen van mensen die je alleen kent van een afstand. Ze staan altijd ergens achter in een tent met glazen bier en veel rook om zich heen. Je vraagt je af wat die mensen op doordeweekse dagen doen. Of die dagen lang duren en alleen het weekend telt, of dat het gewoon altijd feest is en alleen de ochtend wat zwaar.
Er zitten twee mannen aan tafel. Waarom zeggen ze zo weinig en waarom trilt die een zo?
Als ze spreken, spreken ze over anderen.
Uit het niets zegt de een: ‘Ja, Appie is al heel lang dood, dertien jaar al.’
’Dertien jaar? Een half jaar pas.’
‘Oh, ik dacht dat hij al heel lang dood was.’
‘Het laatste feestje met Appie weet ik nog goed. We waren bij Freddy in het weiland. Tussen de schapen hebben we uren gedanst op muziek van de Pink Floyd. Mooi was dat. Het was al licht.’
Als er een vreemde is, wordt ie eerst goed bekeken, maar niet op een vervelende manier. Vrouwen worden al helemaal nooit onvriendelijk benaderd. Ze had je moeder kunnen zijn of die van je kinderen natuurlijk.
Als je zoiets als decorum kunt verliezen, dan is dat rond je geboorte al gebeurd. Of je dat erg moet vinden weet ik niet, ik denk van niet.
Door de wonden van mijn ouders ben ik een beetje genezen.