Zoeken
Chelsea Girls (voorpublicatie)
Vandaag verschijnt Chelsea Girls van Eileen Myles, vertaald door Evi Hoste en Anniek Kool, die vorig jaar ook samen Chris Kraus' I Love Dick vertaalden. Chelsea Girls is een grensverleggend boek uit 1994 dat 'vandaag de dag nog net zo energiek, verdrietig, hilarisch, dapper, origineel en tijdloos aanvoelt als toen. Een baanbrekende, ongeëvenaarde classic,’ aldus Maggie Nelson. En daar kan jij nu vast de voorpublicatie van lezen.

Chelsea Girls (voorpublicatie)

Gepubliceerd op 12 april, 2017 om 00:00


BATH, MAINE

Ik had hier verdomme niks te zoeken. Ik bedoel, waarom woon ik
bij mijn ex-vriendin en haar nieuwe vriendin, en háár ex-vriendin.
Hoe kon dat op welke manier dan ook aangenaam zijn. Ik had
dit net zo goed vanuit een gevangeniscel kunnen schrijven. Echt
grappig, hè? Ted en Alice zeiden voor ik wegging: ‘Van de regen
in de drup, Eileen.’ Ik wist niet wat ik anders kon doen. Ik vloog,
jawel, naar Portland, en Judy en Chris haalden me daar op. Ik stond
helemaal strak in het vliegtuig. Elinor had me wat meth gegeven,
een dikke lijn, en ik had een handvol van Toms pillen. Hij had de
afgelopen nacht bij mij thuis geslapen. Ik schreef gedichten tijdens
de vlucht, hele stomme, schreef die papieren servetjes die ze je geven
helemaal vol. God, ze waren verschrikkelijk. Over vitamines
en zo. Ik rookte niet meer, waar ik altijd compleet gestoord van
word, en ik droeg die rode kralen, wanneer waren ze gebroken, ik
herinner me dat ze in Maine braken – goed, zij tweeën haalden me
op – ik weet nog dat we direct een kroeg in gingen – ik denk dat
ik een broodje met garnalensalade at en bier dronk, en Chris zat al
aan de ijskoude margarita’s. Er hingen overal kreeften en van die
kreeftenfuiken en zo. Toen stapten we weer in Judy’s auto. Die nacht
gingen we allemaal naar de gaybar in Augusta. O god, die nacht.
We gingen allemaal hard en waren dronken en het was ontzettend
heet. Alle mannen trokken hun shirt uit en dansten. Wij draaiden
compleet door. Wij wilden onze shirts uittrekken. Dus dat deden
we. Iedereen vond het geweldig. Behalve de manager en een paar
homo’s achter de bar. Die shirts moeten aan. De mannen hoeven
hun shirts niet aan. Opzouten. Je mag niet in deze bar zijn zonder
shirt aan. Shirts aan en opzouten. Dat deden we. Maar eerst trokken
we onze broeken uit, en toen gingen we. Chris gooide ook nog een
bierfl esje naar hen. Ze was altijd al het toonbeeld van klasse. Dit is
pas drie jaar geleden.
    Zo ging het daarna altijd, pak ’m beet. De nacht dat ik op de
achterbank van Judy’s auto niet van Darragh kon afblijven, haar
ex-vriendin, waren we eigenlijk op zoek naar Chris die ons had
achter gelaten omdat ze op zoek was naar iemand anders, een man.
We waren natuurlijk allemaal straalbezopen. Chris was opgepakt
voor rijden onder invloed, of hoe ze dat in Maine ook mogen noemen.
Je moet weten, gearresteerd worden was aan de orde van de
dag. We werkten in een fabriek en iedere ochtend, of bijna iedere
ochtend, was er wel iemand gearresteerd omdat-ie te snel had gereden,
dronken achter het stuur was gekropen, een ongeluk had
gehad, had gevochten. Dit is honkbalpet-en-truckgebied. Ik was er
gek op. De mannen waren allemaal mannen, en wij waren allemaal
lesbo’s, en iedereen wou straalbezopen worden. Na het werk zaten
we op een groot groen grasveld en Casey, de baas, zette krat na krat
Bud Light en Labatt neer, en dan gingen alle remmen los. Sheila was
een probleem. Ze was een groot, blond meisje, ze was Caseys vriendin
en vond het erg interessant dat Christine en ik lesbo’s waren. Ik
val echt voor paternalisme, ik hou ervan een baas te hebben die een
jonge good old boy is, en wanneer het erop lijkt dat zijn vriendinnetje
in een andere vijver wil vissen, fascinerend als dat is, en ik echt wel
degene wil zijn op wie ze gek is, ga ik het toch proberen te negeren.
    Na de nacht van de arrestatie stopte Chris met drinken. Ze moest
wel nog naar de rechtbank, het was een en al ellende. Ik hield ervan
als ze niet dronk, ze werd echt mooier en mooier, straalde helemaal,
en die opgeblazenheid door het bier verdween. Ik heb dat
nooit eerder zo’n verschil zien maken als bij haar. Het was ook een
opluchting. Op een nacht lag ik in bed met Judy en ze kwam op
me af met een breekijzer. Ik ga je hoofd bijwerken, klootzak. Wat
een angstaanjagend moment. Ik zag het silhouet van haar hoofd,
hand en breekijzer afgetekend tegen het felle licht achter haar. Zie
je, ik was er afgelopen maand nog een week op bezoek geweest en
vond het een walhalla. Het was echt net het paradijs. Judy heeft
een huis midden op een groot stuk grond in Maine, buiten blaten
de schapen, ze heeft honden, eentje een zwarte labrador die Myles
heet, er zijn kittens en kippen buiten en een haan, en verse eieren
en meesterlijk ontbijt op bed met gebakken aardappeltjes en Tia
Maria in onze koffi e. De eerste avond dat ik daar toen was, waren
Chris en ik meteen weer verliefd toen we eenmaal dronken waren,
en we stonden buiten in een gangetje, zoenden elkaar en zeiden: en
Judy dan. Dus wij drieën in hun grote bed – ik klom meteen vrolijk
op Judy. Christine vond dat maar niks – het was niet de bedoeling
dat ik er zo in opging. En bam, ruzie, meteen al vanaf het begin
– hoewel er maar één grote uitbarsting was die week – Chris was
gaan hardlopen en had Judy en mij in bed achtergelaten en toen ze
terugkwam was er net iets gaande wat – ‘Waarom doe je dat verdomme
nooit voor mij, Judy!’ Judy zou gauw ook de ontvangende
partij zijn. Christine was een emotionele tiran. Zij en ik hadden een
paar jaar samengewoond in New York, voor ze naar Maine ging,
en ik moest de mechanismen van haar en Judy’s relatie zien om te
beseff en hoe veeleisend en onmogelijk ze was. Zelf was ik een goedhartig
wolkje, dat langs zweefde en spullen stal, en wachtte op lof.
Ik kwam er maar niet achter waarom er altijd iets leek te missen in
mijn leven. Ik zat bij jou op de bank, of we dronken jouw whisky in
mijn appartement. Laten we naar buiten gaan, zei ik. Heb jij geld.
Ik ben blut vanavond. Het spijt me echt.
    Op een avond na het werk gingen we met z’n allen drinken in
Bath, Maine. ‘We’ betekent ik, Chris, die die avond losging, ervan
uitgaand dat dat oké was, Sheila, die met ons mee wou, en we
moesten langs huis om Judy op te halen. Ik denk dat ze allemaal
optraden die avond, ze hadden een kerel in Bath met wie ze speelden,
mr Michael, een soort architect met een loft. Judy’s vrienden
hadden allemaal een baan maar deden alsof ze kunstenaars waren.
Nogal walgelijk, maar ze hadden het allemaal: lofts, de auto’s, huizen
enz. Ze zijn de mama’s en papa’s. Ze zijn meestal heel karakterloos
en hebben niks te zeggen, maar je kunt legendarisch zijn, heel even.
Voor mij zijn zij als werk.
    Ik denk niet dat Judy overspoeld werd met liefde voor mij. Ik
denk dat ik daar was om geneutraliseerd te worden. Want Christine
werd steeds dronken en belde me dan. Of ze praatte gewoon
de hele tijd over mij. Oké, laten we die halve heilige dan maar
hierheen halen, naar mijn boerderij. Er gebeurde van alles, zo had
Judy op een avond haar hele verzameling schurftige mannen op
bezoek: Ron, de houthakker, met wie ze altijd morgen ‘krabben
ging vangen’, en wie was die kleine wezel die alles wist over, wat
was het, elektriciteit of zoiets. Allemaal van die anti-intellectuele
types die niks liever wilden dan met Judy neuken en ze hield hen
allemaal in de buurt voor, weet ik veel, vermaak, en ongetwijfeld
voor echte hulp, en ik denk dat ze hen kleurrijk vond, misschien wel
bewonderenswaardig. Ze zorgden ervoor dat ze zich verplattelandst
voelde. Ze was consultant bij een milieudienst, ze inspecteerde visfabrieken
en kwam dan dronken terug. Daarvóór was ze makelaar
in San Francisco. Nu doet ze iets met fi lm in Boston. Judy ziet er
precies goed uit. En ze houdt nooit op met je te vertellen van wat
voor soort bravemeisjesschool ze werd getrapt. Haar moeder is een
alcoholist. Ze is een van die vrouwen die haar moeder haat, maar
enorm op haar lijkt.
    Dus Judy zei een keer tegen Chris, in de auto: ik snap niet hoe
Eileen kan denken dat zij de wijsheid in pacht heeft. Dat zei ze. Wat
grappig is, is dat ik voor me zie dat haar auto dat zegt. Zo’n scène
waarin die witte Datsun wiebelig over smalle, winderige weggetjes
door MidCoast Maine rijdt en dat de auto zegt: ‘... dat zij de wijsheid
in pacht heeft.’ Fuck you, Judy.
    Ik herinner me dat ik in de laadbak van de truck stond op die
bewuste avond en ik dronk Bud Light en dacht: het gaat niet per15
fect zijn – de nacht dus, die zag er té perfect uit –, met de meisjes
naar Bath gaan. Judy en Chris traden op met Michael, Judy op bas,
Christine op slaggitaar, Michael op leadgitaar. Sheila en ik gingen
de lokale kroegen af, allemaal leuk, maar – wat?
    Wat ik probeerde te zeggen over Judy en haar vieze mannen was
dat ze van die stinkende, geile kerels liet langskomen – die nacht
maakten we een kan aardbeidaiquiri met Mount Gay, waaraan ik
mezelf momenteel te pletter zoop, en toen ze dronken was gaf
Chris een papiertje door aan Judy waarvan ik later hoorde wat erop
stond: ik wil je beff en – zo betaalde Christine haar huur, en de twee
vertrokken al giechelend en lieten mij achter als jachtopziener voor
haar charmante vrienden. Daarom was ik mee uitgenodigd naar
Maine. Die kerels praatten echt heel traag – stopten na iedere zin
in afwachting van jouw meisjesreactie. Verder dan een ‘uh-huh’ zo
nu en dan kwam ik niet. Na een tijdje staarde ik gewoon naar de
grond.
    Op het werk doopten we van die kleine – of soms vrij grote –
houten lijsten in vaten beits. Ze waren voor de goedkope kermissen
bedoeld, en voor de kuststeden van Amerika. Van die spiegels
waarop grateful dead staat, of ny yankees. Nadat we die lijsten
in de beits hadden gedoopt en ze in rijen van twintig op rekken
boven ons hadden gestapeld, ze hadden ingepakt, rond elk pakketje
plastic tape hadden gewikkeld en de pakketjes hadden ingeladen
in de vrachtwagen naar Chicago of welke stad dan ook, zat ik aan
het eind van de dag van top tot teen onder de bruine beits, zag er
erg dickensiaans uit, vond ik. Meestal deed ik geen moeite het spul
van me af te krijgen voor ik dronken werd. Slodderig was in mijn
woordenboek altijd goed, betekende: sexy.
    Maar die avond gebruikten we een of ander ‘kwakje’ – het was
bruin, leek op reuzel, en normaal zat het in glazen weckpotten, maar
de mensen die ik kende kochten het in bulk. We gingen echt uit,
dus we moesten ons ‘ontvlekken’. Zo zag ik er meestal uit: als een
dalmatiër. Ik vind honden echt de schattigste wezens ooit, en de
meest perfecte. Sheila leek lazarus te worden door de wodkaatjes,
cape codders noemden wij die. Ik herinner me dat ik me herhaaldelijk
douchte, met een drankje en ook nog een biertje, in vervoering
was en hoopte dat ik deze avond misschien niet zou hoeven te
landen.
    Het licht leek doorzichtig, echt parelachtig, toen we Bath in reden
met meer dan genoeg bier in de auto. Ik miste drugs echt.
We hadden altijd alleen maar van die ellendige zelfgekweekte wiet.
David zou aan het eind van de maand komen en ik smeekte hem
heroïne mee te brengen. Het begon aanlokkelijker te lijken dan
dronken worden. Ik bedoel, als je van plan bent écht dronken te
worden, kun je op een veel minder omslachtige manier precies dezelfde
staat bereiken door iets te snuiven. Ik hield ervan. Maar de
laatste keer dat ik wat scoorde werden we gevloerd.
    We parkeerden voor Michaels loft en Sheila besloot dat ze binnen
even moest liggen. Zie je, we werkten erg hard, begonnen rond
zessen, dus sommige nachten kwam de drank hard aan. Dus ik
ging een minuutje naar boven, heb een halve herinnering aan een
grote gele badkamer en een bijzonder aangename loft waar Michael
‘veel aan had gedaan’, wat een saaie lui. Ik was blij er in m’n eentje
vandoor te kunnen gaan.
    De kroegen in Bath zijn net als overal, maar dan met New
Englands wantrouwen erbij, niemand praat met je. Ik pakte mijn
notitieboek, maar kon zelfs niet met mezelf communiceren. Ik
dronk wodka met grapefruitsap. Ik droeg een wit t-shirt waarop
fats waller stond. Ik at veel pinda’s. Volgende kroeg ging ik over
op tequila. Wat kon er gebeuren. Ik ging aan een lange salontafel
zitten, die er wat gothic uitzag, sm in de oudheid, een grote kaars
erop. Ik wou niet dat er iemand bij me in de buurt kwam. De kroeg
zag er wat ‘dateachtig’ uit, alsof hij bij een restaurant hoorde. De
klanten waren zongebruind en netjes, net vakantiegangers. Voelde
ik me al beter? Op de vorige plek toen ik niks te schrijven had in
mijn notitieboek, begon ik de woorden van de jukebox te noteren

    And only love
    can break
    your heart
    Try to be sure
    right from
    the start...

Het maakte me wantrouwig. Ik had mezelf ertoe gedwongen niet
meer verliefd te zijn op Chris, ik had besloten een afstandelijke
toeschouwer te zijn, het zou zo aangenaam zijn als het me niet meer
kon schelen. Wat als ik niet meer wist wat ik voelde? Ik had waarschijnlijk
nooit geweten wat ik voelde. Alleen dronken worden en
verliefd zijn vond ik leuk. Als ik geen van beide was, had ik alleen
geld nodig voor mijn huur, sigaretten en koffi e, makkelijk zat. Ik
hield echt van het dichtersleven.
    En daar stormden Sheila en Chris binnen. Judy is een kutwijf,
zegt Chris. Wat drink je, margarita’s? Jaaa, laten we er vier bestellen,
ik denk dat ze hier langzaam zijn. Toen gingen we allemaal naar de
wc, lieten overal wc-papier slingeren, zoenden elkaar. Judy en Michael
kwamen net aan toen we eruit werden getrapt. In de volgende
kroeg leken we ergens in de rij te staan, naar iets te kijken, maar ik
kan me niet meer herinneren waarnaar. De volgorde waarin je stond
was erg belangrijk, dus ik wou naar buiten.
    Ik denk dat ik op de stoep zat toen de politie arriveerde. Alles
ging heel snel in een soort grijze brij.
    De agent probeerde Chris van de passagiersstoel van Judy’s auto
te trekken. Chris hield zich vast aan het haar van Judy, die het
stuur stevig vasthield. Ze hadden daarvoor nog met elkaar om de
autosleutels geworsteld. Compleet bezopen wou Chris uiteraard
rijden. Ik denk dat ik nog wel van haar hou. Ze is de personifi -
catie van woede en intolerantie met bruin krullend haar. Ze was
altijd als mijn kleine zusje, ik wou net zo stout als zij zijn. Dus
ze sloeg Judy’s hoofd tegen dat ding waaruit de versnellingspook
komt, en misschien had ze de sleutels wel te pakken gekregen als
de agent zich er niet mee had bemoeid. Ik dacht, het is niet mijn
gevecht. Want ik kom uit een alcoholistisch huishouden en een
gevolg daarvan is dat ik niet echt reageer op geweld. Ik denk dat
ik er doodsbang voor ben, maar het trekt me ook heel erg aan. Ik
heb nog nooit iemand geslagen, maar ik zou dolgraag heel veel
mensen doodmaken.
    Niks aan de hand hoor, zeg ik tegen de agent, terwijl hij zich door
de grijze brij in de richting van de witte auto beweegt. Volgens de
overlevering zei hij Stop door het autoraam en stompte Chris hem
in zijn gezicht. God, ik hou van haar. Dus toen begon hij haar uit
de auto te trekken.
    Net als bij een beroemde tackle die ik uitvoerde op een jongen
in groep acht, mijn laatste prepuberale uitspatting als tomboy, kan
ik me niet meer herinneren dat ik van de grond loskwam, alleen
dat ik door de lucht zeilde, op de rug van de agent sprong, mijn
armen om zijn nek sloeg om hem te wurgen, op de grond te werken,
of zoiets. Tijdens mijn zweefduik zag ik iets. De meisjesgod,
of de hondgod, of de dode dronken papagod, alle goden die me
beschermden in mijn leven voorkwamen dat ik naar dat ene ding
reikte dat ik zag toen ik op zijn grote blauwe agentenschouders
afvloog. Het pistool!
    Nee, ik landde boven op zijn schouders, en razendsnel lag ik op
het voetpad, mijn hoofd op de grond gedrukt en pepperspray in
mijn ogen, het prikte, en er waren er zoveel nu, agenten, een holocaust,
en toch ook handboeien. Ik was een soort vrijheidsstrijder.
Ik ben een paar keer eerder in de boeien geslagen. Ik ga door het
lint van handboeien.
    Op het bureau probeerden ze me op de foto te zetten, en ik bleef
natuurlijk hardnekkig gekke bekken trekken, mijn tong uitsteken,
op de vloer spugen. Van mij zouden ze geen aantrekkelijke arrestatiefoto
hebben. Er was een dikke, vrouwelijke bewaker tegen wie
ik echt iets had. Jij bent een vrouwenverrader, een pot, hé, jij vette
butch, kijk jou eens, bitch, verrader, jij houdt wel van kutlikken hè?
Ik gok dat ik daarmee was begonnen in de politieauto op weg naar
de cel, die niet ver was – het politiebureau was precies aan de overkant
van de straat waar Judy’s witte auto stond geparkeerd. Ik bleef
de hele tijd dat ik mijn verwensingen naar deze vrouw slingerde op
de grond spugen. En mijn fats waller-t-shirt was omhooggekropen
rond mijn schouders dus ik trok het uit en begon Politiegeweld,
politiegeweld te schreeuwen.
    Eileen, hou je mond, zei Chris. Het kwam erop neer dat Christine
vond dat ik was begonnen, dat ik deze hele toestand had
veroorzaakt. Dit is het moment waarop ze echt een kleine teef
werd. Ze had niet geweten dat hij een agent was, dat was haar
verhaal. Ik wist dat het een pistool was en was blij dat ik er niet
voor was gegaan. En in mijn hart weet ik dat het moment van
mijn zweefduik naar de blauwe schouders van de wet eigenlijk
voor Chris was, dat ik van haar hield, en dat ik haar redde van
de professionele middelmaat van de witte Datsuns, dat ik haar
bevrijdde uit de gevangenis van de kleinburgerlijkheid, haar misschien
thuisbracht naar de overwoekerde velden van mijn dronken
kunst en liefde. O, Chris!
    Nou, ze stelde het niet op prijs, de bitch, waarom hield ik mijn
mond niet, ik maakte het allemaal alleen maar erger.
    O ja, mijn ware moment van glorie op het politiebureau in Bath,
Maine kwam toen ik mijn zwaard hief en onthulde dat ik een dichter
was.
    Ik ben een dichter, klootzakken, kloteagenten! Dichter betekende
voor mij altijd heilige of held, het dansende personage op het
glas-in-loodraam van mijn ziel, de hand die zich langzaam door
de tijd heen opricht, het gezoem dat mijn materiaal vastlegt tegen
het sterke licht, mijn god, waarvoor ik leef. Dat is het pad dat deze
ex-katholiek koos toen alleen knielen mensen niet meer in leven,
of de doden in hun graf hield. Ik was een vroom kind, maar mijn
gebeden waren een rituele verzekering, en in werkelijkheid een lijst
van dode mensen – God, zorg voor oma, opa –, die lijst was toen ik
elf, twaalf jaar was zo lang dat het onwerkbaar werd, dus ik begon
een dagboek bij te houden en zat onder de lamp in het trapgat en
hield bij wat ik die dag had gegeten, de mensen van wie ik dacht
dat ze me haatten, de mensen van wie ik hield, en hoe ik won. Het
gedicht werd geboren uit werk, toen ik inzag dat ik niet zou winnen,
dat ik zelfs niet aanwezig was. Dus ik begon in mijn gedichten te
wonen, zag mijn leven als dat van een loser, dus poëtisch.
    Oké, oké, je bent een dichter, doe ’ns een gedicht dan. Ik ken
mijn gedichten niet uit mijn hoofd, gaf ik te kennen, als een snob,
blindelings vastgehecht aan de pagina. Ik houd het gedicht vast,
het heilige document. O, vooruit dan. Dit was martelaarschap, de
vuurdoop, met bloed.
    Het heet: ‘Geroosterde kip’.
    Ik aarzelde, versprak me, vergat heel veel, ze bespotten me, maar
ik kreeg het eruit. En er gebeurde helemaal niks.
    Soms...
    Geroosterde kip!
    Oké, oké, ‘Geroosterde kip’.
    Soms...
    Wat een dichter, kent haar eigen gedicht niet eens.

    Soms
    midden in
    de nacht
    denk ik aan je
    houd ik je vast
    in je mooie
    zonnebruin

    Ik denk aan je
    in je mooie
    zonnebruin...

Ik had het verpest. Ze luisterden niet meer. Ik had gefaald. En wat
dan nog. Ik ging door tot het eerste bloed zou vloeien.

    Soms
    midden in
    de nacht
    denk ik aan je
    houd ik je vast
    in je mooie
    zonnebruin
    wou dat jij
    helemaal
    van mij was
    en ik
    alleen
    van jou.

Klaar. ‘Ah nee,’ zei Chris, nadat ze me had gevraagd welk gedicht ik
naar hen schreeuwde. ‘Ah nee toch,’ ze kromp in elkaar, ‘toch niet
dát gedicht.’

 


HET KIND

Op een dag kwam ik thuis van school toen ik in de eerste klas
zat met strafwerk in mijn hoofd, direct uit Giovanna’s vette, witte
smoel, ‘Eileen Myles, vijfhonderd keer, Ik zal niet praten in de
gangen’. Ik herinner me dat mijn benen die dag zwaarder wogen
dan anders, op de grijze leistenen trappen van Saint Agnes School.
We waren op dat moment op de tweede verdieping. We hadden er
zeven jaar over gedaan om daar te komen. Bereikte je de bovenste
verdieping, dan kon je gaan. Voor sommigen van ons betekende dat
gewoon naar de overkant van de straat.
    Dus ik kwam die dag thuis, te vastberaden om zelfs maar boos
te zijn. Kathy Marshall gaf een feestje die avond, de jongens waren
uitgenodigd om wat later te komen, dus het was een jongens-meisjesfeestje
waar ik heen kon – het feestje begon met alleen meisjes
dus ik dacht dat ik kon gaan.
    Ze luisterde niet naar me die dag toen ik vertelde waarom ik straf
had. Let op je vader terwijl ik de was ophang, oké? Zet de speeltafel
klaar in de zitkamer. Het was weer een ‘papa-oppas’-klusje. Ik had
al een pak papier, wit met blauwe lijntjes, en ik zou mijn strafwerk
helemaal met balpen maken. Potlood ging te snel op en dan moest
je de punt steeds slijpen. Soms was het leuk om die helemaal stomp
te laten worden, gescherpt in verschillende richtingen, en dat je zo je
potlood stuk maakte. Ik heb een keer een balpen leeg geschreven, een
Lindy-pen, omdat ik de grondwet zeven keer had overgeschreven.
Ik vond het geweldig wanneer een pen het begaf, liever dat dan hem
kwijtraken, zoals gebruikelijk. Of dat iemand op school hem pikte.
    De speeltafel was zo glad als oud papier. Soms legde ik mijn wang
erop en wreef. Moeder betrapte me eens en riep mijn naam op zo’n
bangige manier, alsof je iets doet wat alleen gestoorde mensen doen.
Alles wat wij deden wat niet normaal was, beangstigde haar denk
ik het meest. Ze wou dat alles er altijd naar behoren uitzag. Omdat
ze een weeskind was.
    De speeltafel was heel bruin en het was een oud schilderij van een
landhuis met bomen en misschien mensen met een strooien hoed
en een hond. Het was zo makkelijk om het niet als een schilderij
te zien maar meer als een kleed, zo eentje waar dingen op staan
maar dat je niet als een foto beschouwt. Je kijkt er alleen naar als
je ergens niet weg kan, zoals in de kerk. Ik telde daar alles, dat was
mijn gebed. Ik wist hoeveel gaatjes er in het ronde plafond zaten,
dat eruitzag alsof het licht uit een tunnel kwam, en ik kende de
sierlijke krullende versieringen erg goed. Ook al werd ik er misselijk
van, ik bleef ze volgen als een speelgoedautootje. Dat deed ik toen
zelfs nog een tweede keer om het heel zeker te weten. Dat was mijn
werk. Tijdens de zondagsmis hield ik de kerk op zijn plaats door de
versieringen langs te gaan. Anders zou het allemaal verdwijnen en
zou ik alleen zijn.
    Papa lag tegenover me op de bank in zijn grijze geruite hemd. Ik
hield van dat hemd, hij rolde de manchetten op tot zijn ellebogen
en hij had zwart haar op zijn armen, en een trouwring om, en bij
alles wat hij deed bracht hij zijn sigaret naar zijn lippen, dacht na
en sprak dan. Hij ziet er geweldig uit als hij tegen een boom staat
te roken. Of anders uit zijn autoraam.
    Papa, toen je daar lag te slapen voelde ik de stoppels op je gezicht,
en ik voel het haar op de rug van je hand en ik kan je pantoff els
zien op de bank, grappig wel, want meestal droeg je van die witte
compressiekousen waarvan de dokter zegt dat ze beter voor je zijn.
    Papa, het ergste wat ik met jou heb meegemaakt was toen Mary
McClusky op bezoek was en jij je rode houthakkershemd droeg en
op de bank lag met een van die afschuwelijke hoofdpijnaanvallen,
die in je hoofd dreunden en waardoor je er altijd uitzag alsof je
moest huilen, en je legde twee vingers op je lippen – praatte al
liggend in de telefoon of keek naar een fi lm op tv. Je was in gesprek
en bleef maar dat tweevingerige gebaar maken, en ook al dacht ik
niet dat het was wat je wou, ik knielde en gaf je in Mary’s bijzijn een
kus, wat moeilijk was, want ze is zo’n tomboy. ‘Nee, verdomme, een
sigaret.’ ‘Ze heeft hem gekust,’ lachte Mary. Myles heeft hem gekust,
ze lachte de hele weg naar Swan Place alsof ik er niet bij was. Ik weet
dat je hoofdpijn je boos maakte, papa, maar ik voelde me zo’n eikel.
Ik denk dat ik je alleen maar een kus wou geven in Mary’s bijzijn
omdat je daar zo ziek lag.
    Ik denk dat ik op de dag waarop je doodging, wist dat het zou
gebeuren. Ik voelde me alsof ik in de kerk was. Zat bij je in de
buurt: Eileen, let op je vader, zoals ik altijd deed. Toen ik zag wat er
gebeurde wist ik dat het goed was, en ik had altijd al iemand willen
zien sterven, en die geluiden betekenden meer en meer, en ik wist
precies wat er gebeurde maar bleef zitten, bleef zelfs schrijven om
zeker te weten dat het echt gebeurde. Dit kan geen leugen zijn. Ik
wou het aan niemand vertellen, ik wou als enige bij je zijn toen het
gebeurde, want zo leek het alsof je altijd al van mij was en het was
mijn taak om daar te blijven en het te zien, en het daarná pas aan
iedereen te laten weten.
    Ik haatte alles wat daarna kwam, de manier waarop ik werd genegeerd,
terwijl ik erbij was geweest. Heeft niemand je ooit verteld dat
ik erbij was omdat ik jouw kind was? Mensen zeiden tegen Terry:
nou, nu ben jij de kleine heer des huizes. Vader McGinty vroeg
Bridgie tafelreeksen voor hem op te zeggen terwijl het hele huis in
tranen was, behalve ik. Was ik onzichtbaar of zo. Vanaf nu zou ik
dat dan maar zijn. Als zij denken dat ik een kind ben, zal ik eeuwig
kind zijn. Ze dwongen me in nette meisjeskleren voor de wake.
Zwarte satijnen strik op mijn hoofd en een koningsblauwe rechte
wollen rok, en pompadoerhakken. Getver. Ik knipoogde toen we op
de ochtend van de begrafenis de kerk verlieten. Ik zag mijn vrienden
op de achterste bank in de kerk zitten en ik knipoogde naar ze, en
Franny vertelde me later dat ze daar allemaal om moesten huilen.
    Ik had op school willen zijn die dag dat ze omriepen: ‘We vragen
jullie te bidden voor de vader van Terrence, Eileen en Bridget Myles.
Hij overleed afgelopen donderdag. Vandaag zullen ze niet op school
zijn.’ Iedereen in het klaslokaal zou aan me moeten denken en de
kinderen die me haatten zouden geen idee hebben wat ze moesten
doen. Wat kunnen ze doen? Daar zitten en me haten omdat mijn
vader dood is. Ha. Pech voor hen. Vooral voor de jongens.
    Alle jongens van wie ik hou en die denken dat ik een klootzak
ben en alle meisjes die denken dat ze te goed voor me zijn zullen
sterven. Er is niks wat ze kunnen zeggen. Toen ik terugkwam gedroeg
iedereen zich net als altijd en ik haatte het verschrikkelijk.
Ik moest me anders gedragen. Ik gedroeg me heel serieus en werd
heel krenterig. Ik gedroeg me alsof ik niks meer kon doen omdat
ons gezin arm was.
    Dat waren we niet maar ik had besloten dat ik me zo zou gedragen.
Het maakte me droevig, en ik besloot dat dat was hoe ik
zou kunnen zijn. Ik voelde niks. Alles was stil. Mama was vreemd,
Terry gemeen, Bridget kroop heel vaak bij mijn moeder op schoot.
Ik gedroeg me als een kind. Ik zou een beatnik zijn, ik zou iedereen
ontzettend droevig maken en zou ontzettend cool zijn. Met hilarische
groet, Eileen.

Auteurs
Auteur: Eileen Myles

Eileen Myles (1949) is de auteur van twintig boeken en ontving talloze prijzen voor haar werk, waaronder vier Lambda Book Awards. BUST Magazine noemde haar 'de rockster van de moderne poëzie'. Naast haar vele dichtbundels schreef ze onder andere de romans Chelsea Girls, Cool for You en Inferno: A Poet's Novel. Ze reist door heel Noord-Amerika en Europa om lezingen te geven over queer-identiteit, het schrijverschap en kunst. Recent brak ze door bij het grote publiek door de populaire Netflix-serie Transparent, waarin haar werk wordt geciteerd.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: