Een fucking kurk (Fenna Riethof)
EEN FUCKING KURK
Bij elk rondje slaat dezelfde laaghangende twijg tegen haar gezicht en dringt het verder tot haar door: haar vriend vindt dansen leuker dan seks. Hij heeft haar liever zo, aangekleed en uitgestrekt over zijn schouder, van top tot teen gespannen met haar kin in de lucht en haar armen gespreid zoals hij het haar geleerd heeft. Hij draait rond zijn as. Uit zijn keel ontsnappen kreuntjes. Verderop, uit een van de achtertuinen, klinkt het gepraat van volwassenen en het gegil van spelende kinderen. Voor het eerst is ze blij dat de schutting zo hoog is.
‘Ergens hier moet een kurk liggen,’ zegt ze, ‘van een fles Moët.’
Hij zegt: ‘Is dat zo.’ Haar vriend stelt geen vragen, hij plaatst ze. Op deze manier, rondcirkelend, heeft Elske nooit naar de kurk gezocht en even gelooft ze dat ze hem plotseling zal zien, als een sigaar tussen de slappe vingers van een varen, of comfortabel in de schoot van een buxus.
Hij zet haar neer, duwt haar van zich af, geeft haar effect mee als een bal en trekt hard aan haar hand – als vanzelf tolt ze terug in zijn armen. ‘Ik zie je tepels door je shirt. Mag ik ze kussen.’
Ze antwoordt ‘nee’ en denkt: je zou ’t gewoon moeten doen. Ze draaien om elkaar heen, hij heupwiegend, ze glijden een beetje uit over het mos tussen de tegels. Elske ruikt oude aarde en ziet hoe de twijg keer op keer zijn slaap schampt. Hij negeert het, kijkt naar haar. Maar zij wendt haar blik af. Ze denkt aan alle buren die vanaf bovenverdiepingen de tuin in kunnen kijken en weet: als je niet wilt dat iemand kijkt, is er altijd iemand die dat doet. Vanachter een raam, vanuit een bus, vanaf een dak. Zij is vaak degene die staat te kijken, ze weet hoe mensen eruitzien die net zijn gestruikeld of ternauwernood een laagvliegende duif hebben ontweken, of een kus. Ze weet hoe zij eruitziet.
Een jaar geleden. Lilian en zij hadden de kurk vlak voor zich horen landen, een droge ‘bub’ op de stenen. Haar vriendin beweerde dat ze hem zag stuiteren. Ze zochten een kwartier, Lilian vanaf de kleine veranda, Elske in, tussen en achter de perkjes met de in onkruid verzonken struiken en boompjes. De zoektocht begon omdat de vriendinnen het beste voorhadden met het milieu. Toen dat tijd bleek te kosten, wilde Lilian stoppen. Maar Elske zou zich niet laten aftroeven door een fucking kurk. Ze frommelde haar haar in een knot. Het was bijna donker, dus gebruikte ze de zaklamp van haar mobiel. Ze beeldde zich in waar ze heen zou stuiteren als ze een kurk was. Wat gek, zo groot is de tuin niet, had Lilian vanuit de deuropening gezegd. Elske wist dat haar beste vriendin gelijk had, het kloteding moest ergens zijn. ‘Hou je bek Lil, zoek liever mee,’ maar Lil ging binnen zitten en Elske rukte zevenblad met bosjes tegelijk uit de grond, schudde aan stammen en takken, ging op haar buik liggen en keek op kurkhoogte om zich heen.
Na een half uur ging ze naar binnen om Moët te drinken, dat was uiteindelijk de bedoeling van de avond, om te vieren dat Elske vrijgezel was geworden en dat nog heel lang zou blijven. Toen Elske naast haar vriendin op de bank ging zitten, zei deze troostend: ‘Door dit avontuur weet ik nu van alles over kurk. Ik heb zitten googelen. Het is gemaakt van de schors van de kurkeik. De afbreektijd kon ik nergens vinden, maar de relatieve dichtheid is 0,22. Dat zal wel betekenen dat de afbreektijd kort is. En nog meer goed nieuws – die zooi is milieuvriendelijk. Honderd procent natuurlijk en recyclebaar. Dus lekker laten liggen.’
Elske kon alleen nog maar denken aan de kurk. Hoe die ergens in de tuin lag en in de loop der tijd overwoekerd zou worden, dat ze nooit zou weten waar hij terecht was gekomen. Dat het onduidelijk zou zijn wanneer zijn relatieve dichtheid tot nul was afgenomen. Dat ze elke keer aan hem zou moeten denken als ze twee verdiepingen hoger ging slapen. Ze bereidde zich voor op ondraaglijk lijden.
Na een maand was ze de kurk vergeten. Na vier maanden had ze er nog één keer naar gezocht, nadat Lilian haar er voor het eerst op had gewezen dat haar nieuwe relatie gebaseerd was op een leugen; Elske had in het eerste chatgesprek met haar vriend gezegd dat ze dansende mannen sexy vond, sindsdien gelooft hij dat. Het was een leuk gesprek geweest, één van het overmoedige soort, dat veel mensen alleen kunnen voeren met iemand die ze nog niet goed kennen.
‘Je houdt niet van dansers,’ zei Lilian. Ze zaten op een terras, waar ze hadden afgesproken. Beiden waren er te vroeg aangekomen: Elske om te voorkomen dat ze zou moeten aanschuiven, wat zou voelen alsof ze terechtstond – Lilian omdat ze Elske miste. ‘Els, je houdt niet van mensen die theatrale bewegingen maken.’
‘Wie verwacht dan ook dat je via Tinder in een relatie belandt,’ zei Elske, waarop haar vriendin ‘iedereen’ antwoordde. En: ‘Je zult ooit moeten vertellen dat je kurkdroog wordt van dat dansen van hem. Of, beter nog: maak dat je wegkomt.’
Thuis ging Elske meteen zoeken. Het was nog frustrerender dan die eerste maand, omdat de kans haar groot leek dat er niets meer was om gevonden te worden.
Nu haar vriend haar heen en weer gooit en opvangt (dat is moeilijk, maar het kan, net als een knoop leggen in een vierkante lap stof), denkt ze weer aan de kurk en neemt ze zich voor Lilian morgen te bellen en haar te vragen naar de relatieve dichtheid van vriendschap. En of die in dit geval ook wat zegt over de afbreektijd. Als vanzelf zetten Elskes voeten de stappen en maken haar heupen de bewegingen die nodig zijn om niet tegen haar vriend op te botsen. Haar borsten hoeven niets, maar doen mee. Ze voelt dat haar oksels nat zijn, ziet dat de zijne nat zijn. En hij kijkt zoals hij altijd kijkt tijdens het dansen: zoals hij kijkt tijdens de seks – alsof hij pijn heeft. Elske weet zeker dat hij zijn schouders zou ophalen als hij een kurk zou kwijtraken in de tuin. Misschien zelfs dat nog niet eens, en zo wel, dan zou hij die beweging een paar keer herhalen en er voetenwerk bij voegen. Hij buigt Elske diep achterover – dus dit ziet een fles wijn als-ie een glas inschenkt, denkt ze – en weer omhoog. Hij zegt: ‘Geeft niet.’ Elske weet niet wat niet geeft. ‘Kijk me eens aan,’ fluistert hij.
Ze doet het. Hij is lang. Minzaam kijkt hij langs zijn neus.
‘Weet je wat ik leuk aan je vind.’
‘Mijn tepels.’
‘Je tepels en dat je zo mysterieus bent.’
Elske kijkt weg, langs zijn schouder omhoog naar de achtergevels van de hoge huizen. Ze denkt een gordijn te zien bewegen. ‘Mysterieus?’
‘Ja. Wat gaat er toch om in dat koppie van je.’
Elske draait, glijdt, slipt, zweet, draait en voelt de blikken vanuit huiskamers, vanaf wc’s, door jaloezieën, ze sluit haar ogen. Ze stelt zich voor dat tenminste één buurman, buurvrouw of buurkind staat te kijken en ziet hoe ze bewegen (hoe hij haar beweegt) en dat ze dan denken: wat een mooi stel. Ze probeert erop te hopen. Want zo is het ook – als je graag wilt dat iemand je ziet, doet niemand dat. Misschien is dat wat er is gebeurd, denkt Elske. Misschien heeft de kurk van begin af aan gehoopt dat ik hem zou zien.
Met deze tekst won Fenna Riethof de tweede prijs bij Write Now! Utrecht. Lees wat de jury van haar verhaal vond in het juryrapport.