Geluk
Mijn huisgenoot en ik zouden die avond de huur afdragen aan de huisbaas. Op tafel leegde ik mijn zakken en ook de huisgenoot kwam met een groot pak geld op de proppen. We keken ernaar, toen telden we het.
Een paar minuten voor de afgesproken tijd schreef de huisbaas dat hij verhinderd was. Los van dat ik het, op een kleinzerige manier, onbehoorlijk vond om zo vlak van te voren af te zeggen, was het niet de eerste keer. Het bleek haast onmogelijk om met deze man af te spreken; al maanden probeerden we het. Misschien had hij zijn interesse in het geld definitief verloren of stond de rol van huisbaas hem niet meer aan. Beide mogelijkheden leken me plausibel.
Een dag later kwam de huisbaas dan toch zijn geld halen.
Ik schoof hem de envelop met contanten toe. Hij begon ijverig te tellen. Zijn liefde voor geld bleek niet geslonken. Nooit eerder zag ik iemand zo geconcentreerd tellen. De liefde voor geld of nauwkeurigheid zit veel mensen in het bloed, ik meen daar vaak het gevecht tegen de vergankelijkheid in te bespeuren.
‘Dit klopt helemaal,’ zei hij, ‘hebben jullie verder nog vragen?’
Vragen waren er niet.
We namen afscheid, gaven elkaar een hand, en ik vroeg op de valreep: ‘O ja, ga je soms trouwen?’
Met het pak geld in zijn hand leek hij te schrikken van die vraag.
'Hoe weet je dat?'
Ik zei dat er een huwelijksbrochure bij de post had gelegen. Hij stopte het geld in zijn achterzak en ontspande.
‘Ah vandaar, ja het gaat dan eindelijk gebeuren, het heeft even geduurd.’
‘Wat leuk,’ zei ik. Al meende ik daar geen bal van.
Een huwelijk leek me – op wat financiële voordelen na – ouderwets, en bovenal een saai soort van geluk. De drang naar samenzijn zit sommige mensen in het bloed. Het is eveneens mogelijk om ook daar het gevecht tegen de vergankelijkheid in te bespeuren.
Maar geld daarentegen, geld is zelfstandig, eenzaam, hard en koud. Misschien is het daarom zo aantrekkelijk.