Feest der onvruchtbaarheid
Daar mocht de dokter geen antwoord op geven.
Jammer.
Ik vroeg haar: ‘Vond je het misschien opwindend?’
Ook niet het geval.
Ze zei: ‘Ik weet wel wat mijn fantasieën zijn.’
We vielen stil, ik hoopte dat ik, al was het maar een klein beetje, aan haar ‘fantasie’ voldeed. Ik was bang van niet. Elke fantasie wordt al snel afgeremd door de realiteit. Dat leek me wenselijk want je kunt gruwelijk verdwalen in je hoofd. Daarnaast is het een zware – ondankbare – taak om altijd maar aan iemands fantasie te blijven voldoen.
Om toch iets optimistisch te zeggen of de stilte te doorbreken, zei ik: ‘Nu kunnen we het feest der onvruchtbaarheid vieren, eindelijk!’
‘Ja, met veel ei, vlees en rode wijn!’
Later, in de avond scheen de zon nog tot erg laat. Mijn geliefde schreef dat het voelde alsof ze blauw was van binnen – inwendige kneuzingen had opgelopen. Ik was aan het werk maar toch belde ik haar.
Haar tijdelijke onvruchtbaarheid deed haar misschien oud voelen want ze zei: ‘Er schijnt een verjongingsmedicijn te zijn. Ze hebben het getest op muizen. Een kalende muis kreeg zijn haren terug. Misschien moet jij ook maar eens zo’n pilletje nemen.’
‘Want?’
‘Je bent soms een oude man, een oude ziel.’
Ik vermoedde dat ze niet mijn brein maar mijn kaalheid vreesde. Maar ik zei: ‘Het is onhandig als je brein jonger wordt, dat lijkt me niet de bedoeling.’
Het voelde misdadig om te bellen en niet door te werken terwijl het nog licht was buiten. Een boerenmentaliteit of achterlijk gedachtegoed misschien: pas ophouden met werken als de zon onder is, zodat de ander niet ziet dat je niks doet. De blik van de ander werkt het calvinisme in de hand. Zuiver egoïsme zou je het werken ook kunnen noemen.
Bij gebrek aan profeten kun je de zon als heilig, een God, beschouwen. Eén ding is zeker, hij heeft in ieder geval voor vruchtbaarheid gezorgd. Erg opwindend is die zekerheid niet.