Ansicht uit de eeuwigheid (I.M. Thé Lau)
Zoals de dichter Craig Raine ooit een marsmannetje vanaf de aarde een kaart naar huis liet sturen, met daarop het verslag van zijn belevenissen op onze planeet, zo schreef Thé ons een groet vanuit het hiernamaals. Hoewel we uit zijn woorden kunnen opmaken dat het er best goed toeven is (Sofia Loren is er ook!), missen wij hem hier op aarde nog elke dag.
- Team Lebowski
ANSICHT UIT DE EEUWIGHEID
Lieve M.,
Het is hier zelfs nog donkerder dan voorspeld. Aardedonker is zacht uitgedrukt. Een inktzwarte hemel kromt over alles heen en onder alles door. In dat zwartste zwart zie je hem overal trillen, alsof hij elk moment onder zijn eigen gewicht kan bezwijken. Hij is een bathyscaaf in de diepzee, en wij zweven gewichtloos in zijn buik. Je kunt ook denken aan een grot, of een mijnschacht, die is afgesloten van de buitenwereld omdat alle uitgangen zijn ingestort. De wanden zijn bezaaid met slapende vleermuizen. Als ze wakker worden zwermen ze rond door de ruimte, hun fonkelende oogjes priemend in het duister. Het zou angstaanjagend moeten zijn, maar het is niet angstaanjagend omdat er niets is om bang voor te zijn. Die vleermuisjes, dat zijn we allemaal. En onze ogen zijn net lichtjes, als sterretjes, waarvan sommige voortdurend proberen de buitenkorst te doorboren en te ontsnappen. Maar niets kan hieruit ontsnappen. Integendeel. Steeds wordt er van alles naar binnen getrokken en als sterrenstof in de ruimte uitgestrooid. Eigenlijk is het heel feestelijk. Mocht je ons zien als gevangenen van de eeuwigheid, we voelen ons niet gevangen. Integendeel, we voelen ons bevrijd. In een vederlichte vrede, mag ik wel zeggen. In een collectieve droom.
De gewelddadigheid buiten is onmiskenbaar. Sterren, hele sterrenstelsels compleet met manen en planeten, en ontelbare zielen en zieltjes zoals die van mij, en straks die van jou, worden aan de lopende band met grof geweld opgeslokt. Door onzichtbare openingen worden ze van alle kanten onze zwarte holte in gesmeten. Het is maar goed dat je niks kunt horen. Het geluid zou vreselijk zijn. We proberen ons dat maar niet voor te stellen.
Je zou kunnen denken dat we in de buik van een vraatzuchtig monster moeten voortbestaan, en dat is ook wel zo, alleen, de vraatzucht brengt verlichting en verlossing van alles wat je tijdens je leven als kapitaal zag, maar nu als ballast.
Je lichaam bijvoorbeeld. Zei ik buik? Je moet je niet voorstellen dat giftige sappen ons hier verteren; er valt niets te verteren. Het is hier hol en vol tegelijk.
Van de reis hierheen zal ik ook proberen je een voorstelling te geven. Je neemt in een oud hotel, krakend van vergane glorie, de lift naar de begane grond. Je verwacht niet anders dan dat het aftandse vehikel doorrammelt tot je in de kelder terechtkomt. Het is daar ongetwijfeld klam en donker, en er hangt een onaangename lucht als op een kerkhof waarvan alle graven zijn geopend. Weet je nog wat moeder altijd zei, over wat baby’s het meest nodig hebben? Rust, reinheid en regelmaat? In die kelder is het een en al roest, ratten en rotzooi. En er heerst de somberheid die bij de dood hoort. Dat is wat je verwacht. Vooral als je, zoals wij, de zonde niet buiten de deur hebt kunnen houden, haha.
Maar niets is minder waar. De lift schiet als een raket naar beneden. Licht flitst, telkens als hij een tijdbarrière doorbreekt. Je landt niet in de kelder, maar in de lobby. Kroonluchters sproeien licht op een zwarte marmeren vloer, en zwartmarmeren wanden. Een gewicht van eeuwen drukt op het plafond, waarin overal barsten te zien zijn. Maar het houdt stand. En het krioelt er van gasten uit alle windstreken. Wie zijn die gasten? Die gasten zijn wij, een samenklontering van zielen, als een suikerspin op de kermis. Een zoet spinsel van levende wezens, en van hemellichamen. We bestaan niet uit atomen, zelfs niet uit de kleinste deeltjes die een microscoop nog kan zien. We hebben geen lading, we zijn er gewoon. Die lichtjes zien we niet, maar we weten dat ze er zijn. Wij zijn zelf die lichtjes. Zien is hier voelen.
Je zult wel denken, het moet daar toch vroeg of laat overvol worden, maar dat is niet zo. Alles past zich wonderbaarlijk aan, zonder dat het per se kleiner wordt, of op zoek moet naar een plek. Je ziet het niet eens. Moeder, met haar nuchtere natuur, zou het ‘wonderbaarlijk’ hebben genoemd. Met die afkeurende ondertoon, weet je nog? Overigens is ze hier ook. Ik heb haar aanwezigheid al een paar keer in mijn buurt gevoeld. Ze amuseert zich volgens mij kostelijk, temeer daar papa naar een ander Zwart Gat is geloosd. Van zijn geest heb ik nog niets bespeurd. Weet je, eigenlijk is het hier een feest waar geen einde aan komt. Nieuwkomers worden met een woordeloos, onhoorbaar gejuich ontvangen, want het is hier letterlijk: hoe meer zielen, hoe meer vreugd. De geluidloosheid waar ik ooit zo bang voor was is hier een zegen. Sterren spetteren en knallen, ontploffen en imploderen, maar je hoort niets. Kun je je dat voorstellen? Altijd vuurwerk, elke dag oudjaar.
Alleen, nieuwjaar wordt het nooit.
Ik dacht dat ik zou vergeten wie ik was, maar dat is niet het geval; alleen mijn lichaam heb ik losgelaten, en daarmee de kwellingen, kwaaltjes en driften die me een leven lang hebben geteisterd. In feite kun je beter zeggen dat mijn lichaam míj heeft losgelaten. Het gevoel van bevrijding is overweldigend; de eerste momenten kon ik nauwelijks geloven dat ik het was die hier arriveerde, temeer omdat ik niets had verwacht. Nou ja, die grafkelder waar ik het net over had. Hooguit.
Je moet goed begrijpen dat de droom die leven in werkelijkheid is hier gewoon tijdloos doorgaat. Alleen is het geen schrikbeeld om duizend jaar door te moeten, of tien, of een miljard. Tijd bestaat hier niet. Tijd is hier oneindig. Getallen, of een kalender bestaan hier om dezelfde reden ook niet. Het is elke dag vandaag.
In de hemelkorst is de zwaartekracht van het geweldige lichaam waarin we ons bevinden ook oneindig, hoewel het begrip ‘oneindigheid’ natuurlijk ook betrekkelijk is, niet meer dan een, ja, wat? Zo’n prent van Escher, waarop figuurtjes over een trap lopen die nergens begint en nergens eindigt.
Maar weer niet zo betrekkelijk dat de bol om ons heen voortdurend bezig is de druk te weerstaan. Stel je maar Atlas voor, die de aardbol moet torsen en nooit mag loslaten. Want buiten tikt de klok verder en gaat de tijd gewoon door.
Die hotellobby, de ruimte binnen, kun je zien als een enorme feestzaal, met een hoog koepelplafond. Waar groepjes geesten zich verzamelen lijken ze op de schitterende kroonluchters waar ik het eerder over had. Eronder dwarrelen en dansen paartjes gewichtloos rond. Hun lach is een opflikkerend licht. En er wordt wat afgelachen.
Want wat hier wel bestaat is de geest van alles, als gas dat nooit vervliegt. Die gemeenschappelijke geest kun je zien als een raadsel dat zichzelf heeft opgelost. De individuele geesten bespringen elkaar ongeremd, als in een orgie zonder orgasme.
Want de seksen, moet je weten, zijn in de geest intact gebleven, en daarmee een eeuwig, leeftijdloos geflirt. Mannen en vrouwen, mannen met elkaar, vrouwen met elkaar, kinderen, alle zielen zwermen gulzig om elkaar heen. Omdat er fysiek niets valt te bereiken, gaat dat met een vederlichte speelsheid. En vooral met een eindeloos geduld. Want tijd is hier plenty. Ongelijkheid? Jaloezie? Zinloos.
De Groten der Aarde zijn hier natuurlijk ook. Net nog suisde Sofia Loren langs. Samen hebben we al haar films gezien, en ik moet toegeven dat een rilling door me heen trok. Zelfs in de ijskou die hier heerst was haar cool voelbaar. Dit soort aanrakingen, waarvan ik er nu al duizenden heb gevoeld, maken het bestaan heel dragelijk, om niet te zeggen spannend. Tijdens mijn leven ben ik nooit zo dicht bij de sterren in de buurt gekomen. Tja, Sofia... De vrouwelijke geest, die zoveel dichter bij de dood staat dan de mannelijke, fladdert onbezorgd door de ruimte. Ze heeft haar hele leven zoveel zorggedragen voor haar lichaam, dat zij dubbel blij is daar eindelijk vanaf te zijn. Ze flirten als gekken, de vrouwen. Ze weten dat ze hier kunnen bereiken wat ze tijdens hun leven maar zelden voor elkaar kregen. Behagen met de geest, niet met het lichaam, die bron van zoveel ongemak. De opwinding die dat teweegbrengt is enorm. Het is een vuur dat voortdurend de ijskou verwarmt. En naarmate hun prooi zich meer aan hen warmt, stijgt de opwinding. Verwachtte je een wereld van berusting, kom je bedrogen uit. Het is hier een en al opstandige vrolijkheid, een geven en nemen van de ziel. En ja, soms wil er eentje ontsnappen. Kinderzieltjes vooral. Maar dat gaat dus niet.
De jaloezie, die giftige schoonmoeder van alle kwaad, verdampt hier na je entree in een oogwenk. Misschien komt dat omdat er in het eeuwig luchtledige simpelweg niets te halen valt. De speelse zuiverheid die hier alles beheerst, vaagt boosaardigheid en bekrompen wraakzucht weg zoals een stormwind doet met een donderwolk. Je kunt je geen voorstelling maken van de vereende kracht van miljarden bevrijde zielen. Je zou er gelovig van worden.
In de wetenschap dat dit bericht je nooit zal bereiken omhels ik je,
M.
P.S.
Ik heb zo van mijn leven genoten dat ik het voor geen goud over zou willen doen.
Foto: Patricia Steur