Een spoilervrije ode aan Game of Thrones, de meest verbluffende serie van de afgelopen, pak ’m beet, honderd jaar
Spoilerniveau: laag. Lees gerust verder als je de afgelopen zes seizoenen al dan niet gezien hebt, ik houd mijn mond over seizoen zeven.
Na de aflevering van gisteren dacht ik na over de wegen die werkelijk alle personages in de serie hebben afgelegd – niet alleen qua afstand, maar vooral in hun hele zijn. Een jong, tomboy-achtig meisje transformeert in zes seizoenen tot een meedogenloze moordenaar; een incestueuze prince charming waaraan je vanaf het moment dat je hem ziet een hekel hebt wordt al snel een van de redelijkste personages van de hele serie; een meisje dat in het eerste seizoen nog geobsedeerd is door het hoffelijke leven wordt een speelbal van machtige mannen (en jongens), die haar stuk voor stuk onderschatten, maar komt sterker dan ooit terug; een personage dat zes seizoenen lang niets anders dan ‘Hodor’ weet uit te brengen, laat je in één hartverscheurende scène in niet te stoppen tranen uitbarsten.
Hun wegen nagaan maakt je bijna duizelig. Ze leggen duizenden kilometers af, worden tot in het diepst van hun ziel geraakt door moord en doodslag van naasten, zonder dat het ooit aanvoelt als een bedacht verhaal. Wat door de hele serie heen ademt is het onvoorstelbare zelfvertrouwen van de makers, de liefde voor het bronmateriaal. Waar je bij veel series voelt dat de makers gebukt gaan onder wensen of zelfs twijfels van de studio – ‘dit personage werkt, daar willen de mensen meer van zien!’ – is dat bij Game of Thrones nooit het geval. Sterker: de serie zit prop- en propvol verwijzingen naar gebeurtenissen die zich pas drie of vier seizoenen later afspelen. In seizoen drie vertelt een personage een verhaal over een kok die de koning een stuk taart serveert; dat de zoon van de koning erin verwerkt is vertelt hij er voor het gemak maar niet bij. Drie seizoenen later zien we de magistrale echo van datzelfde verhaal.
De omvang van de serie en de verandering die de personages doormaken kennen geen gelijke: als je de serie als niet-kijker vergelijkt met, ik noem maar wat, The Lord of the Rings, heb je het slechts bij het rechte eind wat de omvang betreft. Ook daar scheppen de makers een gigantische wereld, maar de personages maken geen noemenswaardige veranderingen door. De verloren koning keert, what’s in a name, terug zoals verwacht; de hobbits blijven beste vrienden; elven zijn goed en orks zijn het kwaad. Slechte personages blijven slecht, goede personages blijven goed. Het fenomenale aan Game of Thrones is dat je, na het slot van het eerste seizoen, bijna niemand meer in je hart durft te sluiten: ieder personage kan elk moment iets doen of zeggen waardoor je je mening radicaal bij moet stellen, en moet vrezen voor zijn of haar leven. Waar in Game of Thrones publieksfavorieten – die in andere series seizoenen lang mee zouden gaan – bij bosjes vallen, is House of Cards niets zonder Frank Underwood en Narcos niets zonder Pablo Escobar (al doen de makers in een volgend seizoen nog zo hun best).
De hele discussie rond de boeken zal me worst (bedankt voor de beelden, Ramsay Bolton) wezen, George R.R. Martin doet er wat mij betreft nog twintig jaar over. We hebben de serie, en zodra die afgelopen is hebben we nog iets om naar uit te kijken. Wie weet gooit Martin het over een heel andere boeg en schrijft hij een volledig nieuw einde: dat zou juist fantastisch zijn.
En dan heb ik het nog niet eens over de draken gehad. Kijkers: geniet van het nieuwe seizoen (ik hoop voor jullie dat die dungholes bij Ziggo hun shit volgende week wél op orde hebben). Niet-kijkers: veel plezier met House of Cards.
Stijn de Vries is redacteur buitenlandse fictie bij Lebowski Publishers.