We zijn bang voor Samuels weerloosheid
Boem. Zomaar, weerloos gevallen. Daar lag hij, terwijl zijn moeder in de keuken was. En als hij op de grond ligt, krijg je hem bijna niet overeind. Zelf opstaan is geen optie. Hij moet als het ware opgetakeld worden, liefst met twee man. Zijn schouder was ontwricht, bleek in het ziekenhuis. Samuel had zichtbaar pijn. Normaal vertrekt hij geen spier. Hij droeg de dagen daarop met graagte een mitella, terwijl hij gewoonlijk niets moet hebben van extra kleding, al gaat het om een muts of handschoenen bij snijdende kou.
Samuel kan hard vallen, en vooral anders vallen dan normale mensen. Dat is onze angst; de zware, onvoorspelbare val. Zijn broer David heeft een keer een groeischijf in de enkel gebroken, toen hij van de dug-out bij voetbalclub Waterloo sprong. En een keer zijn elleboog, toen hij op een hockeyfeest over een parasolvoet wilde springen. Joshua, onze doerak, komt weleens met een forse bult of wond binnen. Die huilt heel even en dan is het weer klaar.
Bij de eigenlijk nooit huilende Samuel hoeven we niet bang te zijn dat hij van de brommer valt, wegglijdt in oneindige diepten van drugsgebruik of een onwaarschijnlijke schop krijgt met voetballen. We zijn bang voor zijn weerloosheid. Hij is een soort reuzenpeuter die waggelend loopt op die kleine voeten, met steun van spalken en stevige schoenen. Hij weet nauwelijks hoe hij zich moet opvangen, omdat hij het afweermechanisme mist. Het hoofd is eerder bij de grond dan de arm, bij wijze van spreken.
Het is ook de prijs voor het leren lopen. Vroeger zat hij in zijn stoel, met een riem voor. Nu is hij een vrolijke wandelaar. Zijn vrijheid is ook zijn valkuil. Hij struikelt af en toe over zijn eigen benen. Hij loopt in de draai soms eens stukje achteruit, in een hoekige pirouette, alsof overmoed zijn plotse bondgenoot is. Vroeger was hij panisch voor de weg terug. Als we achteruit een parkeervak uit reden, was het bal. Nu is achteruit een kunstje op zich.
Gelukkig valt hij zelden, maar hij is altijd in enigszins wankel evenwicht. Ook in het kinderdagcentrum of met logeren gaat hij weleens onderuit. Dan schrijven ze in het verslag waar de blauwe plekken zitten.
Vanwege dit stukje over vallen, vinden wij de veelbesproken foto met burgemeester Van der Laan van Amsterdam en koning Willem-Alexander extra mooi. De koning geeft de doodzieke burgemeester een armpje, tijdens een wandeling.
Op een heel ander niveau, zonder koninklijk aura, lopen wij soms een stukje over straat met Samuel, op plaatsen waar hij de oneffenheden niet kent. Even een arm of een handje geven bij de stoeprand, bij een put of een opstaande steen. Samen redden we het dan wel. Samen valt de drempel best te nemen.
Willem Vissers (1964) schrijft wekelijks in de Volkskrant over het leven met de gehandicapte Samuel, de middelste van zijn drie zonen. Zijn kroniek verschijnt iedere woensdag op het Lebowski Blog. Dit is deel 37.
Reageren? w.vissers@volkskrant.nl
Foto © Marijn Scheeres