Met Samuel naar de film: zo moet geluk eruitzien
Het is zover, we gaan naar een film kijken in een echte bioscoop, met heel Rozemarijn. Negentien kinderen, begeleiders en een aantal ouders. Het bezoek is onder meer een gevolg van eerdere columns, waarin het ging over schaamte; dat we het moeilijk vonden om een voorstelling te bezoeken, omdat reguliere bezoekers zich zouden kunnen storen aan het lawaai. Talloze bioscopen meldden zich daarop om hun deuren te openen voor een speciale bijeenkomst.
Samuel loopt zelf de garage uit naar de bioscoop en geniet van de hal van Pathé. Al die beeldschermen, de filmposters, de vrolijke kleuren. Een paar meisjes van een ander gezelschap lopen in steeds kleinere kringetjes om de groep gehandicapten, verlegen lachend, alsof ze antropologen in opleiding zijn. Het is een behoorlijke klus om de groep met al die rolstoelen naar beneden te krijgen, naar de zaal. De lift gaat een keer of acht. Samuel durft niet met de roltrap omlaag. Na de film heeft hij overigens genoeg moed verzameld voor de weg omhoog, met mij als ruggensteun.
We hebben twee rijen in het midden. Voor ons zitten een paar andere jongens. Ze hebben vrij vanwege een studiedag. Af en toe kijken ze tussen de stoelen door naar het aanzwellende geluid van onze kinderen met hun vreemde geluiden. Vreemd voor wie ze niet kent. Als ik een van de jongens na afloop vraag of het storend was, zegt hij: 'Ach, het viel mee. Ik had de film al een keer gezien. Het meeste wist ik al.'
Samuel zit diep in de stoel.Opstaan, wat hij bij ons altijd doet in de huisbioscoop, is lastig. Hij luistert, nog voordat de voorfilms beginnen, naar de zweverige sound van Pink Floyd, want ze hebben een verdraaid goede muzieksmaak. De animatiefilm zelf, Verschrikkelijke Ikke deel 3, is een drukke kermis. Wat staat het geluid hard, wat gebeurt er veel en wat zijn de acties soms gewelddadig, al valt dat minder op bij animatie.
Samuel kijkt aandachtig. Soms lacht hij uitbundig, vooral als er iets verschrikkelijks gebeurt. Dat heeft hij vaker: dat hij lacht bij acties waarvoor wij de hand voor onze mond slaan. Als de vroegere hit Take on Me van de Noorse popgroep Aha klinkt, wiebelt hij van links naar rechts. Dat lied kent hij.
Het is redelijk onvoorspelbaar hoe hij reageert op een scène. Het leukste vind ik dat hij me een paar keer wil omhelzen. Zomaar. Hij buigt dan naar me toe, breed lachend, en steekt zijn linkerarm uit, zodat we even kunnen knuffelen. Het zit niet zo gemakkelijk, hangend over de leuning, hij naar rechts gebogen en ik naar links, maar het is fijn. Het is moeilijk geluk precies te omschrijven, maar zo ongeveer moet het zijn.
Zonder dat hij het beseft werpt Samuel me bovendien dertig jaar terug in de tijd. In zijn verliefde ogen zie ik de zestienjarige Bernique, bij ons eerste bezoek aan de bioscoop.
Willem Vissers (1964) schrijft wekelijks in de Volkskrant over het leven met de gehandicapte Samuel, de middelste van zijn drie zonen. Zijn kroniek verschijnt iedere woensdag op het Lebowski Blog. Dit is deel 38.
Reageren? w.vissers@volkskrant.nl
Foto © Marijn Scheeres