Zoeken
Dierenarts Polanen #3: De operatie
In aanloop naar dierendag op 4 oktober publiceren wij vijf herziene verhalen van Chris Polanen over zijn avonturen als dierenarts. Dit is deel 3: 'De operatie'. Niet voor mensen met een zwakke maag.

Dierenarts Polanen #3: De operatie

Gepubliceerd op 2 oktober, 2017 om 00:00


*

De laatste patiënt op het spreekuur vrijdagmiddag was een doodzieke Rottweiler. Gewoonlijk zou ik haar niet onderzoeken zonder haar te muilkorven, maar nu stond ze op de behandeltafel met de kop gebogen en de ogen half gesloten. Ze had hoge koorts en ik voelde een enorme dikte in de buik. Ik nam bloed af voor onderzoek en maakte een röntgenfoto. Alles wees op een abces zo groot als een voetbal.

De eigenaar, een Antilliaanse jongeman genaamd Ulli, keek mij bezorgd aan. ‘Wat gaat u doen, dokter?’

Ik zuchtte diep en keek op de klok. Kwart voor zes. Doorverwijzen naar een kliniek zou moeilijk worden. Zou ze het weekend overleven met alleen antibiotica? ‘We moeten opereren, anders overleeft ze het niet. Ik weet niet wat ik in de buik aan zal treffen... ik kan niet garanderen dat het goed afloopt.’

Ulli keek angstig, maar stemde toe.

Toen de hond na de verdovingsprik in elkaar zakte, zag ik tranen in zijn ogen. ‘Mag ik bij de operatie blijven, dokter?’ vroeg hij.

Ik had genoeg ervaring met emotionele cliënten om te weten dat 'nee' het enige verstandige antwoord was.

‘Alstublieft dokter... alstublieft. Ze heeft mij nodig. Ik kan haar niet alleen laten.’

Vooruit dan maar. Infuus erin, scheren en daar gingen we.  

 

Ik plaatst Ulli op een kruk in een hoek van de operatiekamer, zonder zicht op het operatieveld.

Na de gebruikelijke voorbereidingen zette ik het scalpel in de huid.

Ulli zuchtte diep.

Ik heb een hekel aan lange sneden maken in patiënten, maar een voetbal zou niet door een klein sneetje naar buiten kunnen. Het bleek een grijze massa die stevig vast zat. Ik liet mijn handen erover heen glijden. Het voelde zacht aan en moest wel een abces zijn. Eraan trekken haalde niets uit, het zat onderin stevig verankerd. Eerst maar proberen leeg te zuigen. Toen ik er een dikke naald in stak spoot er een straal bruin vocht uit. Mijn assistente probeerde het in een bakje op te vangen, maar het meeste kwam op de vloer terecht.

Ulli klemde zich vast aan zijn kruk en keek mij met wijd opengesperde ogen aan.

'Maak je geen zorgen Ulli, ik maak die bal eerst leeg en daarna probeer ik hem weg te halen.’

Ulli greep met zijn handen naar zijn hoofd en kromp ineen.

Na een halve liter vocht uit de bal 'gespoten' te hebben, hield ik een slappe zak over. Ik prepareerde het weefsel voorzichtig los, maar het bloedde hevig. Mijn assistente zorgde voor een constante aanvoer van instrumenten om de bloedvaten af te klemmen en tampons om het bloed weg te deppen. Het bloeden werd echter steeds heviger en ik had de bal nog maar voor de helft los. De buik zat vol klemmen en de bebloede tampons vormden een flinke berg naast de hond.

Ik bereikte het punt dat iedere dierenarts vreest. Het moment waarop je de controle kwijt bent, alles verkeerd gaat en je je realiseert dat je patiënt de operatiekamer niet levend zal verlaten. Het moment dat je spijt krijgt dat je dierenarts bent geworden.

'Het gaat niet goed, Ulli', zei ik. 'Ze bloedt heel erg.'

Ulli had zich opgerold in een soort foetushouding, zijn rug tegen de muur, zijn ogen gesloten.

Terwijl ik koortsachtig bloedvaten afbond vroeg ik mij af waarom ik hieraan begonnen was, hoeveel bloed een gezonde jonge Rottweiler kon missen voor de dood intrad, hoe ik dit straks aan Ulli moest uitleggen. Ik moest het opgeven. Stoppen.

Ulli prevelde worden die ik niet verstond. Een gebed. O, God.

Ik depte nog een laatste keer het bloed en de bloedstolsels weg.

Het bloeden stopte.

Ik kon het niet geloven. Depte nog een keer.

Het was echt gestopt.

Ik kon eindelijk de bal verwijderen en sloot de buik. Mijn assistente hielp Ulli overeind.

 

De hond kwam een paar dagen later terug voor een controlebezoek. Ze was weer de oude, zo agressief dat ik haar nauwelijks kon onderzoeken.

Ulli trok lachend aan haar riem. Hij had zijn broer meegenomen en vroeg of hij hem de operatiekamer mocht laten zien.

Ik knikte en liep met ze mee.

Ulli gaf in het Papiamento een levendig verslag van de operatie. Ik verstond slechts enkele woorden.

Hij plaatste de kruk in de hoek van de kamer, ging erop zitten, trok zijn benen op en sloot zijn ogen.

Daarna sprong hij op, wees naar het plafond en zei: 'Sangre! Sangre!'

Zijn broer keek mij aan met bewondering in zijn ogen en zei: ‘Bedankt dokter. U heeft het leven van onze hond gered.’

Ik glimlachte, maar mijn hoofd zat vol vragen. Zou ik ooit nog een eigenaar toelaten in de operatiekamer? Zou ik ooit nog aan zo'n operatie beginnen? Had Ulli's gebed geholpen of had ik gewoon net op tijd het cruciale bloedvat afgebonden? En had ik eigenlijk wel het juiste beroep gekozen?

De volgende patiënt kwam alweer binnen.

Op 4 oktober verschijnt bij Uitgeverij De Geus Onze dieren. Schrijvers over hun kat, hond, konijn of hagedis, met Chris Polanen als een van de bijdragende auteurs. Van Polanen verscheen bij Uitgeverij Lebowski onlangs zijn debuut Waterjager. Dit verhaal is een herziene versie van een eerder verschenen column in vakblad In praktijk

Foto: Jan Willem Kaldenbach

Auteurs
Auteur: Chris Polanen

Chris Polanen (1963) is dierenarts in Amsterdam-Zuidoost. De in Suriname geboren en getogen auteur kwam op twintigjarige leeftijd naar Nederland en begon te schrijven om met zijn heimwee naar Suriname om te gaan. Hij schrijft columns en korte verhalen die zowel in Suriname als in Nederland verschijnen, recent onder meer in bloemlezing AfroLit. In 2017 verscheen zijn debuutroman Waterjager. Centaur is zijn tweede roman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: