Gouden goot
Later op de avond probeerde ik terloops ook wat persoonlijke dingen te vertellen. Maar daar keek hij niet van op. Hij leek de dingen allang te vermoeden. Ook dat is vriendschap; dat je langzaam doorzichtig wordt.
Over een boek had hij aan begin van de avond gezegd: ‘Alles wat erin stond, wist ik al.’
Ik was misschien zo’n boek.
Na het eten liepen we naar onze fietsen. Met een rotgang kwam er verkeer langs. We belandden in de goot en moesten wachten om in te voegen. Het was herfst en het verkeer had de bladeren naar de berm geschoven. Het kleurde goudgeel rondom onze voeten.
Mijn vriend vroeg: ‘Met wie moet ik straks praten, als jij er niet meer bent?’
‘Al jouw vrienden gaan dood of weg,’ zei ik. ‘Wat erger is weet ik niet.’
Hij knikte, het was waar, en zei: ‘Jij leeft tenminste nog.’
Kijkend naar het verkeer voegde hij eraan toe: ‘Maar het kan altijd en ieder moment misgaan. Als je pech hebt word je onthoofd door een scooter op dit fietspad.’
Ik lachte en dacht: soms moet je met beide benen in de goot staan. Wij hadden die avond geluk, deze goot was van goud.
Als er iemand overlijdt of weggaat biedt het troost om naar de natuur te kijken om te zien dat álles komt en gaat.
Het werd rustiger op straat. Een stoplicht veranderde in rood.
We voegden in en fietsen weg.