Dierenarts Polanen #5: Een goede klant
*
Elke dierenarts heeft volgens mij wel zo’n klant. Iemand die je graag ziet en met wie je een beetje medelijden hebt. Iemand die altijd op rekening mag, ook al is er geen reden om aan te nemen dat de rekening ooit betaald zal worden.
A., een Hongaar van een jaar of zestig, is zo’n klant. Ik ken hem al sinds ik de praktijk overnam, vijfentwintig jaar geleden. Hij is zo iemand van wie je vermoedt dat hij te veel heeft meegemaakt. Zo veel dat hij het vertrouwen in het leven en in zichzelf heeft verloren. Toen A.’s oude Argentijnse dog suikerziekte kreeg en gesteriliseerd moest worden, was het vanzelfsprekend dat ik dat zou doen. Al wist ik dat A. de rekening en de behandeling nooit zou kunnen betalen. De glucosecontroles doe ik min of meer gratis en de insuline krijgt hij met flinke korting. A., die erg gehecht is aan zijn hond, is mij ontzettend dankbaar. De rekening bedraagt inmiddels negenhonderd euro. A. betaalt af en toe wat, maar aangezien zijn hond flinke hoeveelheden insuline nodig heeft, blijft de rekening stijgen. Hij belooft mij als hij ooit geld heeft, alles te betalen. Ik verwacht niet dat dat ooit zal gebeuren.
Het is zeven uur ’s avonds en ik scharrel nog steeds rond in de praktijk. Normaal zou ik allang thuis zijn, want avondspreekuren heb ik lang geleden afgeschaft. Sinds de verhuizing van mijn praktijk ben ik echter altijd aan het opruimen, ook ‘s avonds en in de weekenden. Eigenlijk bestaat mijn leven alleen nog maar uit opruimen, computers, printers, telefoons en PIN-apparatuur tevergeefs aan- en afkoppelen. Een vermoeiend en deprimerend bestaan.
Er wordt aangebeld. Een zwaargebouwde man met een grijze baard en onwaarschijnlijk grote, blauwe ogen. Ogen die de wereld inkijken alsof ze verbaasd zijn over haar wreedheid. Ik ben helemaal niet in de stemming voor A. en zijn bejaarde hond, maar ik kan hem natuurlijk niet wegsturen. Als ik de deur open zie ik dat hij geen hond bij zich heeft. Hij overhandigt mij een klein pakje in cadeaupapier. ‘Sorry, ik weet dat je al zo’n pakje gehad hebt vandaag’, zegt hij.
Het klopt, ik heb eerder op de dag een identiek pakje gekregen van een klant.
‘Hoe weet je dat?’ vraag ik.
‘In de winkel vroeg de vrouw of het voor een man of een vrouw was’, zegt A. en glimlacht, ‘ik zei dat het voor mijn dierenarts was. Toen zei ze dat ik de tweede was vandaag die chocolaatjes voor de dierenarts kocht!’
Ik barst in lachen uit. ‘Kom binnen A., kom binnen’, zeg ik en laat hem mijn nieuwe praktijk zien. Hij lijkt onder de indruk. Ik herinner mij zijn woorden toen hij voor het laatst in mijn oude praktijk was: ‘Erger dan waar je nu zit, kan het niet worden, Chris.’
‘Ik kom je ook wat geld brengen’, zegt A. en haalt twee briefjes van vijfhonderd euro uit zijn zak. Hij geniet van mijn verbaasde blik.
Ik wil van alles vragen, maar weet niet waar ik moet beginnen.
‘Een erfenis’, zegt A. en glimlacht zoals alleen hij dat kan. Treurig en spottend. ‘My mother, that fucking bitch.’ A. praat sinds ik hem ken als een vermoeide oude man, ook toen hij dat nog lang niet was. Monotone zinnen, half Engels half Nederlands, telkens onderbroken door een zucht en een scheldwoord.
Hij vertelt over zijn jeugd, vergald door zijn moeder. Toen ze een paar maanden terug overleed, bleek ze een klein vermogen te hebben. Geld dat ze kennelijk bewaarde voor betere tijden.
A. schudt zijn hoofd. ‘Ze was 85! Op wat voor betere tijden wachtte ze? Crazy old bitch!’
Toch was het niet makkelijk om zijn deel van de erfenis los te krijgen. Hij had zijn zuster in Hongarije de zaken laten afhandelen. Toen hij echter om zijn geld vroeg, bleek ze daar geen afstand van te willen doen. ’Die fucking hoer! Ze zegt dat ze veel geld nodig had om de oude bitch uit de weg te laten ruimen. Bullshit! De erfenis was 130.000 euro. Hoeveel kan het kosten om een oude vrouw op te laten ruimen? Toch niet meer dan 10.000 euro?’
Hij ijsbeert door de behandelkamer. ‘De eerste drie dagen in Hongarije heb ik beleefd gevraagd om mijn geld. Zowel mijn zuster als ik deden alsof we van elkaar hielden.’ Hij staat abrupt stil. ‘De vierde dag hield ik het niet meer vol en gaf haar een ‘big slap.’ Hij maakt een maaiende beweging met zijn arm. ‘Ze vluchtte, de bitch.’ Uiteindelijk had hij 25.000 euro van haar gekregen. ‘Het is maar een klein deel van de erfenis’, zegt hij en kijkt mij aan met een gepijnigde blik. ‘Ik had haar kunnen vermoorden.’ Volgens mij meent hij het.
Hij gaat op de behandeltafel zitten, zucht en trekt zijn schouders op. ‘Ik kan haar laten verdwijnen’, zegt hij, ‘maar is het dat waard?’ Ik schud haastig mijn hoofd.
‘Het is toch maar geld’, zegt A. Zijn zucht komt vanuit zijn tenen. Hij begint te vertellen over zijn jeugd met een psychopathische moeder, zijn bokscarrière, zijn tijd in het Hongaarse leger, zijn opname op de psychische afdeling van het militaire hospitaal, zijn werk op de Hongaarse markt waarbij hij moest vechten om te overleven.
A. beweegt altijd heel langzaam, maar als hij vertelt over zijn gevechten verandert dat. Hij neemt de houding van een bokser aan en haalt uit naar een denkbeeldige tegenstander. De beweging is zo snel dat ze bijna niet met het oog te volgen is. ‘They got fucked up’, zegt hij zacht. Maar onkwetsbaar was hij zeker niet. Toen hij met een mes in zijn rug gestoken werd, moest hij ’s nachts op zoek naar een dokter. ‘Ik bloedde zo erg dat het bloed in mijn schoenen sopte bij elke stap’, zegt hij en maakt een paar stappen waarbij hij zijn voeten hoog optilt. Toen hij eindelijk medische hulp kreeg had hij al liters bloed verloren. ‘Ik had een bijna-doodervaring’, zegt hij, ‘het was fucking beautiful... Ik zweefde naar een licht aan de horizon, er was geen pijn, geen enkel probleem, alleen maar vrijheid... liefde.’
Plotseling stopt hij en zegt: ‘Sorry dat ik je verveel met al mijn verhalen.’
‘Nee, hoor, het zijn prachtige verhalen’, zeg ik, ‘je zou er een boek over kunnen schrijven.’
Hij maakt een wegwerpbeweging met zijn hand. ‘Ik heb nog veel meer verhalen, maar het is al veel te laat, je moet naar huis.’ Even later verlaat hij de praktijk met twee flesjes insuline en drie wormenkuren.
Ik kijk A. na terwijl hij de donkere Bijlmer in verdwijnt en besluit zijn verhalen op te schrijven. Misschien zit er zelfs een roman in.
En er zát een roman in: Chris Polanen heeft de verhalen van A. gebruikt ter inspiratie voor de vechtscènes in Waterjager, zijn (soms brute) debuut bij Lebowski. Vandaag, op 4 oktober, verschijnt bij Uitgeverij De Geus Onze dieren. Schrijvers over hun hond, kat, konijn of hagedis, met een verhaal van Chris Polanen.
Foto: Karlijn van Diepen