Paarden
Een van de jongens droeg een hoed met een strak aangesnoerd koordje onder zijn kin. Wachtte er een avontuurlijke bestemming? Vast, het avontuur lonkt bijna overal.
Hij vroeg de andere jongen: ‘Waar zit jouw medicatie?’
‘In m’n handbagage.’
‘Dat moet echt in je ruimbagage, daar krijg je gelazer mee.’
De jongen begon direct in zijn tas te rommelen.
Een van de meisjes zei: ‘Ik heb de slaappillen in mijn koffer zitten.’
Het andere meisje zei: ‘Even een nachtje goed slapen zou me echt helpen. Ik denk dat ik vanavond al een slaappil neem. Er gebeuren de hele tijd dingen en dat kan dan net te veel worden.’
Iedereen knikte begripvol naar het meisje.
De jongen stopte met rommelen in zijn tas en had een ingeving. Hij zei: ‘We moeten zo nog wel even wachten. Laten we de gebedsruimte van Schiphol opzoeken. Dan kunnen we desnoods een beetje tegen elkaar aanhangen en onze ogen sluiten. Volgens mij is iedereen erg moe.’
Weer knikten ze allen instemmend. Religieus waren ze volgens mij niet. Maar evenals naastenliefde, kan de liefde voor God nog komen.
Heel even wilde ik niets liever dan bij dat groepje horen. Samen reizen, tegen elkaar aanhangen en zoeken naar liefde. Het leek me een manier om jezelf tot op zekere hoogte te vergeten. Maar ik stond op, want mijn eindstation naderde.
Overleden denker des vaderlands, Rene Gudé, zei eens in een interview (en ik parafraseer): ‘De mens is kuddedier én een individu tegelijkertijd. Stel je een koets met veel paarden voor. Alle paarden gaan rechtdoor, behalve één paard, het individu, die rent een andere kant op. Zo’n koets komt wel vooruit maar met moeite. Zo kunnen mensen zich ook voelen.’
Op Amsterdam Zuid stapte ik - het paard - alleen uit. Het groepje - de paarden - bleef zitten en zou doorrijden naar Schiphol. Vanaf het perron zag ik ze druk praten, ze leken zichzelf én de wereld totaal vergeten. Toen ze wegreden weerkaatste mijn spiegelbeeld in de trein. Ik leek op een shetlandpony en zo voelde ik me ook.