Taal
‘Wat ga je doen in Albanië?’ vroeg ik.
‘Ik ga met een groep, dat is leuk, dan kom je op plekken waar je anders nooit zou komen.’
Ik dacht dat groepen je juist op plekken brengen waar je liever niet wil zijn. Het bleek een misvatting.
Ze zei dat ze het Albanese volk al wel kende aangezien de Albanezen massaal naar Italië vluchtten in de jaren negentig.
‘Italië kent geen vreemdelingenbeleid, dat woord moet daar nog uitgevonden worden. Maar de redding van de Albanezen was dat ze de nationale Italiaanse zenders konden ontvangen. Als kind leerden ze dus al Italiaans.’
Toen ze nog in Florence woonde en een bouwvakker nodig had belde ze altijd de Albanese klusser. Deze man runt nu zijn eigen succesvolle bouwbedrijf. Sindsdien moest alles wit. Dat vond ze minder. Echte inburgering moet schijnbaar legaal.
Ik vroeg of ze zichzelf ook als een vluchteling beschouwde. Ze zei dat ze voor de liefde naar Nederland was gekomen.
‘Dat is ook vluchten toch?’
Ze knikte en na een korte stilte zei ze: ‘Ja, alhoewel ik nu goed Nederlands spreek, konden mijn man en ik elkaar in het begin beter verstaan dan nu.’
De taal bleek voor haar geen redding maar een façade.