Verhelderend
Zaterdagavond probeerde ik dronken te worden. Het lukte.
In het café was een ziek meisje. Het meisje zocht driftig in een bult met jassen.
Een vriendin zei: ‘Dan ben je ziek en dan ben je óók nog je jas kwijt.’
De vriendin lachte maar ook zij leek zich te schamen voor wat ze had gezegd.
Later kwam er een vriend het café binnen. Hij verklaarde in alle eerlijkheid met alles gestopt te zijn: drinken, roken en drugs. Hij wilde beginnen met leven, wat van het leven maken.
Het leek me een goed idee maar ik zei: ‘Uiteindelijk verandert niemand echt, ben ik bang, maar volgens mij is dat niet erg.’
Luisteren en zwijgen was beter geweest. Want ik weet niet of hij me begreep, of ik überhaupt wel duidelijk was.
Zondagochtend had ik een kater. Net voor ik aan het werk wilde keek ik naar een interview met Rodaan Al Galidi bij VPRO Boeken. Galidi sprak en schaamde zich niet. Hij verklaarde te schrijven omdat hij anders niks te doen had. ‘Tijdens het schrijven kijk ik naar Facebook en ik zet mijn telefoon nooit uit’ en ook zoiets als ‘Wanneer mensen bellen en vragen: wat ben je aan het doen? Dan zeg ik: Niks. Schrijven is niet belangrijk.’
Ook beweerde hij dat de diepte van zijn verhalen maar twee centimeter was, of twee en een half. Het interview vond ik verhelderend, de interviewer leek verward.
Die zondagochtend ben ik niet aan het werk gegaan. In plaats daarvan keek ik uit het raam, naar een boom, en ik dacht aan de aardige, arrogante, zieke, levende, dronken, zich schamende en onbelangrijke mensen. Tot de telefoon ging. Om kort te gaan, mijn schoonmoeder zei: ‘Andermans problemen kan ik makkelijk relativeren, met mezelf zit ik vaak in de knoop.’