Morgen
Ik las wat in De Wereld Van Gisteren van Stefan Zweig. Onverwachts ontroerden zijn heldere formuleringen me.
‘Ten slotte organiseerden zelfs de arbeiders zich en veroverden zij een genormaliseerd loon en een ziekenfonds, dienstboden spaarden een oudedagsverzekering bij elkaar en betaalden van tevoren een uitvaartverzekering voor hun eigen begrafenis. Alleen wie zonder zorgen naar de toekomst kon kijken, kon tevreden van het heden genieten.’
De wereld die Zweig beschrijft, de tijd voor de Tweede Wereldoorlog, lijkt op de dag van vandaag. Dat besef is even hoopvol als droevig te noemen. Ook nu lijkt er iets onvermijdelijks aanstaande.
Mijn geliefde sliep diep en leek zorgeloos naast me. Ik had haar wakker kunnen maken maar deed het niet. Uiteindelijk viel ik ook in slaap en droomde over een ander, onbekend meisje.
Iemand zei eens tegen me: ‘Ik hou niet van dromen, ze zijn niet echt.’ Wellicht had hij gelijk. In mijn droom ontmoette ik een meisje in een trein. Meteen werden we verliefd maar ik raakte haar kwijt bij het overstappen. Direct wist ik dat zij problemen op ging leveren. De symboliek was niet te harden en inderdaad moeilijk serieus te nemen. Bij het ontwaken was ik het gezicht van het droommeisje alweer vergeten.
Stefan Zweig schreef: ‘Wij, die in de nieuwe eeuw hebben geleerd ons door geen enkele uitbarsting van bestialiteit meer te laten verrassen.’ En ook: ‘Wij moesten Freud gelijk geven, toen hij onze cultuur, onze beschaving maar als een dunne laag zag, die elk ogenblik aan stukken gebroken kan worden door de destructieve krachten van de onderwereld, we hebben er langzaam aan moeten wennen zonder grond onder onze voeten te leven, zonder recht, zonder vrijheid, zonder zekerheid.’
Als het wennen aan de bodemloosheid niet lukt, zou een pseudoniem uitkomst kunnen bieden voor even. Zoals Katholieken carnaval vieren, zich verkleden en de volgende morgen als zichzelf maar met een kater wakker worden.