Voorpublicatie: poëzie van Anneke Claus uit nieuwe bundel
Ieja Deja
Het gaat erom dat je je eigen stem laat klinken.
Uiteindelijk heeft iedereen een eigen stem.
Nee, zegt iemand, kijk maar: een papegaai, een aap, een schaap.
Dat telt niet. Je mag de dieren niet over een kam scheren
op grond van hun gemeenschappelijke kenmerken.
Je moet diep luisteren. Dan hoor je het verschil.
Stel, mijn collega’s vinden mijn stem
de moeite van het luisteren niet waard.
Niemand zegt: ‘hoor toch eens, die muziek..’
Dan zal ik voor de gemiddelde duur van een rouwproces
mijn nagels in mijn vlees drijven. Langer niet. Die tijd is voorbij.
Mijn lichaam is tot nu toe altijd doorgegaan,
ook als ik het zoveel geweld aandeed dat men zei: oei.
Blijkbaar hangt ook in mij het leven aan het leven
als een dog met kaakslot. Nu nog durven er iets toe te willen doen.
Marjan zag in het pashokje dat ze op haar negenenvereertigste verjaardag
de rug van haar moeder kado had gekregen.
Op het antwoordapparaat mijn eigen moeder,
zich er hoorbaar van bewust dat ze tegen een robot praat:
Hallo, met mij. Je bent er even niet.
Ik heb mijn kansen als vrouw in een open samenleving
nauwelijks benut. Ik leed aan welvaartsziektes.
In een winkel voor luxe cadeauartikelen reken ik
replica’s van meesterwerken af. Na het avondeten
bel ik met vriendinnen en spreek schande van mezelf
om iets kapot te maken of verder kapot.
Maar dat telt niet, papegaaitje. Dat is niet het soort stem waar ze het over hebben
als ze zeggen: je eigen stem.
Koop dit broodje plant een boom
Het is logisch dat elke diersoort denkt dat hij de kroon der schepping is
als je ophoudt dat te denken hoef je de anderen niet meer
met voeten te treden. Gaat er mogelijk iemand op jou staan.
Op de schaal van het universum – hou het nou toch eens klein –
is er een kans van een op nul komma nul nul nog veel meer nullen
dat wij de enigen zijn die het probleem rechtstandig, bijvoorbeeld in helikopters kunnen ontstijgen. Toch zeggen we nog steeds: de mensen èn de dieren.
Bijenkorven, termietenheuvels,
woontorens met balkons op het Noorden,
bewoners van woontorens met balkons op het Noorden,
pillendozen ritmisch in de zak.
Een jaarabonnement op het zee-aquarium.
Zwemmen met haaien in je zeemeerminkostuum.
Heel veel trilobieten in een porceleinen schaaltje.
Een zelfvoorzienende stad, gebouwd op ooit de bodem van een ledige oceaan.
De geschiedenis herhaalt zichzelf. Je hoeft hem alleen maar
een handje te helpen. Als je het slim speelt
kun je dit van de belasting aftrekken. Heb je het bonnetje bewaard?
In mijn binnenzak brandt het visitekaartje van een man
die in schone zaken doet. Ik moet hem bellen met een lokkertje
en ik moet opschieten, want het kaartje is afbreekbaar.
Er is krankzinnig goed over nagedacht.
Ecologische huurmoordenaar,
ik zoek je sporen in het zand. Ik kan dit werk alleen maar doen
met een zonnebril op, de perfectie van je doortraptheid verblindt me.
Je na mij de zondvloed klinkt zo zoet,
als sigaretten, als meerminnengezang.
Moordenaar, ik trek je zinnen uit elkaar
om te leren hoe het voelt om ze op te bouwen.
Ik breek mijn hoofd over de vraag hoe een open cirkel
een gesloten cirkel kan uitsluiten. Volgens mij kan dat niet.
Stel, ik heb even geen andere wangen meer. Ik ben de boze God,
de God der wrake. Ben ik dan bozer op een wolf in schaapskleren
dan op gewoon een wolf? Als de avond valt moet ik tot een besluit gekomen zijn
of in elk geval dit inerte huispak hebben afgeschud.
Lampreien, opgelost in de buik van hun moeder,
energiezuinige woningen op het zuiden,
bewoners van energiezuinige woningen,
bewust kinderloze tweeverdieners, dralend tussen
alleen maar schuldige schappen, martelaren zonder zweep.
Mijn tanden vermalen het broodje.
Het is een lekker broodje.
Het bos schiet ruisend op.
Jij draagt de reageerbuisbaby in je heuptas. Hij is bijna niet meer uitgestorven.
De symboolpoliticus huilt nu al.
De wijze daalt af van de berg.
In de heuvels rondom het geklaarde gebied liggen de verdreven stamleden
ter aarde, ritmisch ademend, wachtend op de shootout.
Ik heb ze nee moeten verkopen
in die zin dat ik nog altijd vertwijfeld tot dit besluit kwam.
CAPTCHA
Zeg iets.
Ik ben al een beetje oud, steeds treffender
wordt mijn imitatie van de piramide
hoe ik me ook inspan om een spons, een kom te zijn.
Het is ingewikkeld.
Eigenlijk wil ik niet weer
verkering met mijn moeder, maar boven mijn knieën bubbelt het
op een manier die maakt dat ik er steeds woedend naar moet kijken.
Ik kan me niet voorstellen dat jij dat niet ook hebt èn ik kan het je niet vragen, want dan verpest ik misschien wel de hele Nederlandse droom
in de vertaling van een klootzak in een jurk op de begrafenis van oma.
Wat ben je aan het doen?
Ik loop achteruit naar haar graf, als ze thuis is
houd ik haar mooie hand van kwarts vast.
Ik vertel over de vechtkunsten van meisjes van vandaag,
verder gevorderd dan in haar interbellum, nog altijd hopeloos tekort.
Ik wil dat mijn moeder ook komt en dat ze me tegen zich aan drukt,
niet als mijn moeder maar als een leraar.
Dat we samen iets opzeggen wat ons kracht geeft.
Bewijs dat je geen robot bent.
Bewijs het zelf. Je kunt niet ontkennen dat ik altijd terrein prijsgeef
en jij nog nooit ook maar een vinger in je reet gevoeld hebt
omdat je zo ontzettend geen homo bent.
Blozen moet je, dat is het enige wat ze nog niet kunnen.
Als je je niet meer schaamt ben je een schakelaar.
De moeder van zijn ex-vriendin had tegen zijn ex-vriendin gezegd
dat hij de lange, wrede bovenlip van een SS’er had.
Dat vertelde mijn vriend en hij keek er trots bij.
Ze hadden geen kinderen gekregen, zijn ex-vriendin en hij
maar dat was haar schuld, omdat ze onvruchtbaar was.
Het ergste was misschien nog wel dat ze sinds ze dat wist
in de stal wilde slapen, bij de pasgeboren veulens.
Daar kon hij wel om janken, dat hij dan helemaal alleen in bed lag.
Ik zag een film over Nico. Haar toetsenist zei dat ze het stoutste meisje
van alle stoute meisjes was. Een messentrekker, een wraakgodin
namens volksstammen vrouwen, in corsetten verstikt.
Ik vroeg me af of er nog zoiets als een middenweg was.