Ongeluk
Bijna twee maanden was de kok vermist. Net op het punt dat het onderzoek werd gestaakt, de familie en politie ervan uit gingen dat hij vrijwillig was verdwenen, vonden jagers zijn lichaam. Vlak na zijn vermissing is er gezocht met honden, helikopters en goedwillende burgers. Toch lag hij slechts vierhonderd meter van de plek waar zijn auto stond. De tuin van het paleis was een privétuin en niet een voor het volk.
Het eerste waar ik aan dacht was dat hij een pak sneeuw over zich heen heeft gekregen. En dat die sneeuw weer smolt. Ook dat was een verdwijning geweest. In Rusland noemen ze doodgevroren zwervers die in de lente worden gevonden verzachtend ‘sneeuwklokjes’. Maar hoe je het ook noemt, het maakt de waarheid niet minder weerbarstig.
Ik leerde Edwin Takens kennen bij het Bimhuis in Amsterdam, waar ik een bijbaantje had als kassamedewerker. Na mijn vertrek daar in december 2016 sprak ik hem lang niet. Tot eind juni afgelopen zomer. We wilden altijd nog wat gaan drinken of eten. Met vrienden organiseerde ik in juli een feestje, het Grote Vale Foefel Festijn.
Hij zei: ‘Die avond open ik verdomme net mijn nieuwe restaurant, maar als je nog een keer zo’n aansprekend programma hebt, dan kom ik wel.’
Hij nodigde me vervolgens uit om te komen eten in zijn nieuwe zaak. Ik wilde er met een vriendin heengaan die zojuist uit China was teruggekeerd.
Maar ze zei: ‘Zijn nieuwe restaurant is wel helemaal in Almere, hè?’
Het is iets wat je sommige Amsterdammers en dorpelingen kwalijk kunt nemen: dat ze Nederland groot vinden maar dat een vliegtuig nemen geen enkel probleem is. Ook ik vond Almere een onhandige uithoek, al ben ik nog nooit in Almere geweest.
We aten nooit in zijn nieuwe restaurant.
Edwin was denk ik de meest botte of directe persoon die ik ooit heb ontmoet. Hij schreeuwde of zong meer dan hij sprak. Bij gebrek aan personeel stond ik een keer een avond met hem in de keuken, als afwasser. Die avond heeft hij uren, op de melodie van Kings of Leon’s Sex on Fire, gezongen: ‘Ik wil seks met die kaaale.’
Hij was kaal en zong voor iedereen die in zijn buurt kwam. Zo nu en dan liepen er serveersters de keuken in en ze zeiden dat mensen in het restaurant klaagden over zijn gezang. Hij trok zich er niks van aan.
Mijn emoties gingen drie stadia door naarmate de avond vorderde: eerst moest ik erom lachen, toen was er irritatie en tot slot glimlachen om zijn dwaze volharding. Zulke anekdotes moeten, door de mensen die hem echt goed kenden, eindeloos zijn op te halen.
Maar naast zijn onaangepaste gedrag was het iemand die binnen een seconde zag hoe het met jou ging. Recht op de man af kon hij vragen: ‘Wat is er aan de hand?’ Eromheen draaien had geen zin. Soms brak iemand dan. Zijn hoge sensibiliteit bewonderde ik. Ondanks zijn botheid had hij door tot hoever hij kon gaan en leek hij altijd te weten wanneer hij moest stoppen. Het is uiterst wrang om de vorige zin op te schrijven, als je weet hoe zijn sprookje is geëindigd. Want of er genoeg mensen zijn geweest die hem op zijn beurt confronteerden met zichzelf, weet ik niet.
Veel eenduidigs valt er niet over te zeggen, ben ik bang. Maar er zijn me wel een paar dingen duidelijk geworden die zo lang mogelijk onbestemd hadden mogen blijven. De ander kennen is een illusie, en grote bomen kunnen breken als je niet oppast.