Nat en halfgroen
Bovendien heb ik geen verjaardag nodig om dingen op een rijtje te zetten of een balans op te maken.
Laatst woonde ik de voorstelling Er wordt naar u geluisterd van Wim Helsen bij. Een theatrale begrafenisdienst na welke je gerust even stil zou kunnen staan bij je pathetische kutleventje en wat je er nog denkt van te gaan bakken. Maar omdat ze in de foyer Omer schonken, dacht ik: waar de brouwer is moet de bakker niet zijn.
De vrouw van een bevriende komiek vertrouwde me ooit toe: ‘Het liefst zou ik alleen nog boeken lezen en op restaurant gaan.’ Een levensinvulling waar iets voor te zeggen valt, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Misschien als ik 80 word.
In de foyer werd ik aangesproken door een man die me blijkbaar nog aan het werk had gezien als komiek. ‘Vond je ’t een goeie show?’ vroeg hij. ‘Of dacht je: ik had het beter gedaan?’
Ik zei dat ik het heel goed vond.
‘En ik denk dat jij ’t beter had gedaan,’ zei hij. Hij leek niet dronken.
‘Ik denk het niet,’ zei ik.
‘Waarom ben jij eigenlijk gestopt als komiek? Jij hebt het gezicht van de Vlaamse comedy mee bepaald, maar als je door was gegaan, dan wás jij nu het gezicht van de Vlaamse comedy.’ Misschien was hij toch dronken.
Mijn comedytijd, van 2004 tot 2010, kende verschillende periodes. De vreemdste, zeg maar de gênantste, was de biefstukperiode. Dan nodigde ik een man uit op het podium en liet ’m plaatsnemen op een stoel. Op een stoel tegenover hem lagen twee verschillende rauwe biefstukken en een blinddoek.
‘We spelen een spel,’ zei ik tegen die man. ‘Je ziet hier twee biefstukken liggen en een blinddoek. En nu zou ik graag van jou willen weten, welke van de twee stukken… is de blinddoek?’ Terwijl ik de laatste drie woorden zei greep ik een biefstuk en drukte die voor de man z’n ogen.
En ja, dan komt bij zo’n man natuurlijk eerst de schrikfase. Een paar seconden van perplexiteit, als dat een correct woord is, ik vroeg dat een keer aan zo’n man terwijl hij daar zo zat: ‘Perplexiteit, staat dat in de Van Dale?’, maar dat zijn vragen die je op zo’n moment niet aan zo’n man moet stellen. Die mens zat erbij als de vleesgeworden verbijstering.
Na de verbouwereerdheid volgde de schudfase. Een wild geschud met het hoofd. Je moet rekenen dat die biefstuk nat en halfgroen geworden was van een paar uur ongekoeld in mijn tas te zitten. Dus toen zei ik tegen die spastische man: ‘Je beweegt te veel. Het is voor mij ook niet gemakkelijk, hè, ik sta hier godverdomme met een bedorven stuk vlees in mijn bloot hand, het bloed loopt in mijn mouw. Dus ik herhaal de vraag: welke van de twee stukken is de blinddoek?’
En toen kwam de tastfase. Begon die man op de stoel tegenover hem te tasten tot hij de blinddoek te pakken had, en dan zei hij: ‘Dit is de blinddoek.’ Waarop ik vroeg, want ik had een cursus gevolgd: ‘Is dat je definitieve antwoord?’ En één keer antwoordde zo’n man: ‘Ja. Krijg ik nu mijn vrijheid terug?’ En omdat ik dat natuurlijk wel begreep, zei ik: ‘Nee! Ik ben hier de spelleider, ik heb godverdomme een cursus gevolgd! Weet je wat zo’n cursus kost? Een rib! Weliswaar geen rib uit mijn eigen lijf, maar toch, een rib. Weet jij wat een beetje rib tegenwoordig kost, oen? Ik stel de vraag, jij antwoordt. En de vraag is: weet jij hoe laat het is? Want ik moet de laatste trein halen.’
En omdat dat nog waar was ook haalde ik dat stuk vlees voor die man zijn ogen vandaan, en soms, als het licht goed zat, zag je dan een grijsgroene film over zijn gezicht liggen.
Dus ja, ik denk wel dat we mogen zeggen dat ik het gezicht van de Vlaamse comedy mee bepaald heb.