Berichten uit de Biotoop: Plan B
‘Het is net of je in een boomhut woont,’ zeg ik.
Wouter schenkt thee in. ‘Dat is ook de bedoeling. Ik hou van een groene omgeving. De Biotoop ligt wat dat betreft schitterend.’
Wouter is een van de mensen die al dagelijks bezig is met onze toekomst. Over twee jaar, om precies te zijn op 31 december 2019, loopt het bruikleencontract met de Rijksuniversiteit Groningen af. Naar alle waarschijnlijkheid houdt De Biotoop dan op te bestaan. Wat er met de ongeveer honderdzestig bewoners, honderd bedrijven en tientallen ateliers gebeurt, weet niemand. Iedereen hoopt natuurlijk op verlenging. Het antileegstandsbedrijf dat De Biotoop beheert, zal niet alle bewoners en gebruikers kunnen herplaatsen. Veel bewoners hebben zich daarom ingeschreven als woningzoekend, maar er zijn ook enkelingen die nu al bezig zijn met alternatieve woonvormen. Zoals Wouter, die niet lijdzaam wil afwachten en en een oude schoolbus kocht. Hetzelfde type als in de film ‘Captain Fantastic’, waarin een vader zich met zijn zes kinderen terugtrekt in de bossen van Noord-Amerika om daar zelfvoorzienend te (over)leven. Dat idee staat Wouter ook wel aan, al zal zijn ‘vlucht’ minder extreem zijn. Hij heeft nog twee jaar om aan zijn bus te klussen. Als de sloopkogel De Biotoop treft, kan hij ten minste wegrijden en de tijd overbruggen tot hij weer behuizing vindt.
Roland is beeldhouwer. Hij is handig. Ik weet dat hij een verrijdbare pizzaoven heeft gemaakt die je kunt huren. Roland laat me foto’s zien van een failliete camping in Drenthe. Hij vertelt hoe hij in de krant las over vijf Amsterdammers die het terrein opkochten en er een culturele natuurcamping van wilden maken. Stukjes grond waar eerst stacaravans stonden, zijn uitgegeven aan pioniers die bijzondere vakantiewoningen bouwen. Roland en zijn vrouw Steffi bouwen nu een stro- en leem vakantiehuis op de hippe camping. Vanaf deze zomer gaat het huisje in de verhuur, maar ook is het hun plan B. Als De Biotoop stopt, hebben ze een uitvalsbasis. Ze tonen me de stadia. Eerst het houten skelet, de strobalen, dan de klei, tot slot de afwerking. Op de foto’s herken ik andere Biotopers die zijn komen helpen, mensen die bij hen op de gang wonen. Roland wijst naar zijn buurman. ‘Hij loopt hier nu gewoon naar binnen en proeft mijn soep als ik aan het koken ben. De kinderen spelen met elkaar en delen hun speelgoed. Dat is straks afgelopen, dan vliegt iedereen weer uit.’
Die gedachte stemt weemoedig. Alles is tijdelijk aan tijdelijk wonen. Maar dat hoeft niet, de kracht is hoe wij samen leven, vindt Roland, die kracht zouden we kunnen koesteren en laten voortbestaan. We fantaseren over een groep Biotopers die een eigen leemhuisdorp bouwt onder zijn leiding.
Wouter wijst naar de uitsparing boven de voorruit waar vroeger de plaats van bestemming heeft gestaan. ‘Daar komt de naam van de bus,’ zegt hij.
‘Hoe noem je hem?’ vraag ik.
Wouter wrijft over zijn kin. ‘Plan B, denk ik.’
De schoolbus is kobaltblauw. Ik vind het een mooie kleur, maar daar denkt de eigenaar anders over. ‘Veel te opvallend. Ik maak hem lichtbruin, met een houtnerf, want ik sta er het liefst ergens mee tussen de bomen.’
Schrijfster Sabine van den Berg leeft met haar gezin in de grootste kunstenaarsgemeenschap van Noord-Nederland: De Biotoop te Haren. In het voormalige Biologisch Centrum van de RUG wonen en werken meer dan 300 mensen.
Zien Horen Zwijgen, de trilogie van Sabine van den Berg, verscheen bij Lebowski Publishers. Eerdere afleveringen van De Biotoopfeuilleton staan op www.Sabinevandenberg.com.
Tekst & illustratie: Sabine van den Berg