De laatste praalwagen van Gaston van Daasdonk (3)
Maar Gaston stond op het punt om iets anders te gaan doen dan banden te verwisselen. Hij was vastbesloten om iets groots te verrichten. Hij zou de wereld op zijn kop zetten en voorgoed veranderen.
Meer nog dan voorheen verschanste hij zich tussen de zwarte Michelintorens in zijn werkplaats. Zelfs de lunch gebruikte hij niet meer met Toos en de kinderen, maar in de stille afzondering van zijn garage. ’s Ochtends vroeg verdween hij met een zakje boterhammen en De pupil onder zijn arm in het labyrint om er pas tegen etenstijd weer vandaan te komen met een geheimzinnige glimlach op zijn gezicht.
Ook de avonden en de weekeinden bracht hij steeds vaker door in de garage. Een paar keer gebeurde het dat hij zelfs klanten doorverwees naar Kees Hazenbeek, terwijl ze kwamen voor nieuwe banden.
‘Ik ben bezig aan een grote klus,’ zei hij dan simpelweg.
En dat was ook zo. Want Gaston had een stoutmoedig plan opgevat. Na vele jaren afwezigheid zou hij het komende jaar zijn glorieuze comeback maken bij de carnavalsoptocht, met een praalwagen die de vorige twee prijswinnende wagens volledig in zijn schaduw zou stellen. Een monumentaal kunstwerk op wielen, zijn magnum opus, een groots geschenk van Gaston van Daasdonk aan de mensheid in het algemeen en de bevolking van Boxtel en omstreken in het bijzonder.
De eerdere karren die hij had gemaakt met zijn vader en zijn broers waren kinderspel vergeleken bij dit nieuwe, grensverleggende project, dat hij geheel alleen ten uitvoer zou brengen. ‘De mens als vulkaan’ had hij als thema voor zijn wagen gekozen.
De eerste weken was hij in zijn kantoortje bezig geweest met het maken van ruwe schetsen, totdat hij het ontwerp eindelijk had uitgewerkt tot een bouwplan waarmee hij aan de slag kon. Bij een landbouwgroothandel had hij vier tractorbanden op de kop weten te tikken. Als onderstel voor de praalwagen gebruikte hij een vrachtwagenaanhanger. Dagen was hij in de weer met een lasapparaat en oude buizen om een deugdelijke draagconstructie te maken die het gewicht van de vulkaan zou kunnen dragen.
In de carnavalsreglementen had hij opgezocht wat de maximale omvang van een praalwagen mocht zijn. Het zou hem natuurlijk niet gebeuren dat hij de prijs won en vervolgens gediskwalificeerd zou worden omdat hij zich niet aan de voorschriften had gehouden. Volgens de reglementen van de plaatselijke carnavalsvereniging waren lengte en breedte aan restricties verbonden, maar de hoogte van de wagens niet. Ze hoefden nergens onder een brug of een viaduct door.
De wagen van Gaston zou een natuurgetrouwe reproductie van de Vesuvius worden. De vulkaan zelf gevormd door een gigantische stapel autobanden, piramidegewijs opgestapeld en aan de zijkanten afgezet met karton. Daaroverheen zou hij een enorm doek draperen, in stemmig grijs. Het onderstel werkte hij af met blauwe doeken, die het water van de Middellandse Zee voorstelden.
De echte klap op de vuurpijl moest evenwel nog komen. Een praalwagen was niet compleet zonder een carnavalsprinses. Bovenop de stapel banden, onder het kleed, met alleen haar hoofd en handen vrij, zou Toos komen te zitten. Als krater. Een rol die haar op het lijf geschreven was. Jaren geleden had ze op de kermis in Sint Michielsgestel laten zien dat ze best aardig vuur kon spuwen. Met een paar flessen lampolie en een fakkel zou zij gedurende de rondrit voor een spectaculaire performance zorgen.
Het had even moeite gekost haar te overreden. Aanvankelijk weigerde ze om op de bandenstapel plaats te nemen. Gaston had zelfs overwogen om zijn oudste dochter dan maar te leren vuurspuwen, maar uiteindelijk had Toos dan toch ingestemd. Ze leek zelfs best een beetje vereerd. Nooit eerder was ze op een kar door het dorp gereden, laat staan dat ze daarbij ook nog eens werd toegejuicht.
Op de avond voor de optocht legde Gaston de laatste hand aan zijn praalwagen. De bandenstapels in zijn garage waren aanzienlijk geslonken. De vulkaanwagen was ontzagwekkend geworden. De berg banden had Gaston afgedekt met een gigantisch grijs dekzeil waarin hij gaten voor hoofd en armen van Toos had uitgeknipt, als een enorm keukenschort. Op de flanken van de kolossale wagen had hij met witte letters ‘Gelijke rechten voor mens en vulkaan’ en ‘Lava alaaf’ geschilderd. Iets beters had hij niet weten te verzinnen.
Van een afstandje bekeek Gaston zijn meesterwerk. Een praalwagen zoals er nog nooit eerder een op aarde had rondgereden, zoveel stond vast. Hij draaide een sjekkie en liep eens om het gevaarte heen. De weersvoorspelling was uitstekend. Droog, weinig wind, niet te koud en zelfs nu en dan zon. Een prachtige dag om geschiedenis te schrijven.
In aanloop naar het carnavalsweekend schrijft auteur Cor de Jong (auteur van De aanname) een vierluik over Gaston van Daasdonk en zijn praalwagen, die de apotheose van de optocht had moeten worden. Vandaag deel 3: over het magnum opus van Gaston en een vuurspuwende Toos.