Zoeken
De laatste praalwagen van Gaston van Daasdonk (slot)
Bij het ontbijt kreeg Gaston geen hap door zijn keel. Zelfs Toos was een beetje gespannen en de kinderen waren ook stiller dan normaal. Rustig wachtte hij tot het tijd was om de wagen in gereedheid te brengen en naar het startpunt te rijden. De andere deelnemers waren al in het dorp om in te drinken, maar Gaston zou die dag geen druppel alcohol aanraken.

De laatste praalwagen van Gaston van Daasdonk (slot)

Gepubliceerd op 9 februari, 2018 om 00:00, aangepast op 23 juli, 2019 om 00:00

            Voor de laatste maal controleerde hij de bandenspanning en de remmen. Toen zette hij zijn zottenkap op en wachtte tot Toos haar positie had ingenomen: bovenop de bandenstapel, onder het doek, de lampolie en de fakkel binnen handbereik. Daarna beklom Gaston de tractor en startte de motor. Kalm reed hij naar de parkeerplaats waarvandaan de optocht zou vertrekken. De andere deelnemers waren er al, de meesten van hen ernstig beschonken. Maar ondanks hun dronkenschap vielen de monden open van verbazing en bewondering toen de gigantische praalwagen van Van Daasdonk arriveerde. Met genoegen zag Gaston ze vol bewondering kijken en wijzen. Zelf bleef hij op zijn plek achter het stuur zitten, minzaam knikkend naar zijn dorpsgenoten. De belletjes aan zijn hoofddeksel rinkelden zachtjes. Een koning op zijn troon.

            Toos kon geen kant op, maar kwetterde er vrolijk op los. Net toen ze wilde demonstreren hoe bedreven ze was in het vuurspuwen – zeer tegen de zin van Gaston: hij wilde dat het een verrassing zou blijven – klonk er een loeiende sirene. Het was de voorzitter van de carnavalsvereniging die met een megafoon de mensen opriep om zich gereed te maken. Hij brulde een aantal onverstaanbare instructies, gevolgd door een langgerekt ‘alaaaaaf’.

 

Een blaaskapel ging voorop. Een voor een kwamen de wagens in beweging. Eentje in de vorm van een eend, een ander met een tapkast waarachter een kastelein biertjes uitdeelde. Een wagen met een schommel en een glijbaan erop. Een wagen met een complete draaimolen erop. Een huifkar. Een treinwagon. De wagen van de vrijwillige brandweer. Kleine kinderen met skelters. Een Disneywagen. Een platte kar met schaars geklede danseressen. Gaston zorgde er opzettelijk voor dat hij achteraan kwam te rijden. Zijn wagen moest het sluitstuk worden, de apotheose.

            Langs de kant van de weg hadden zich hier en daar trosjes mensen verzameld die applaudisseerden voor de versierde wagens die langs hen heen trokken. Naarmate ze dichter bij het centrum kwamen werd het drukker: een haag van mensen verwelkomde de stoet. Tijd voor de vuurspuw-demonstratie van Toos.

            Ze nam een ferme slok uit de eerste fles lampolie. De fakkel had ze al aangestoken. Proestend, als een verkouden zeehond, sproeide ze de lampolie met getuite lippen in de vlam. Een machtig schouwspel, een infernaal spektakel. Het publiek reageerde wat lauwer, al hoorde Gaston toch wel wat oeh’s en ah’s en oh’s. Iemand floot zelfs op zijn vingers.

            ‘De vulkaan leeft!’ brulde Gaston. ‘Hij slaapt niet, hij waakt.’ Hij drukte op de claxon, eerst één keer, toen nog eens, toen als een waanzinnige. ‘Vuuuuuul! Vuuuuuul!’ Zijn gezicht liep rood aan.

            De eerste fles lampolie was al leeg. Toos reikte onder haar kleed naar de tweede fles. Deze ging er nog sneller doorheen dan de eerste. Steeds grotere slokken nam ze. Als een fakir, als een draak uit een sprookje liet ze de vlammen uit haar mond rollen. Het was een angstaanjagend gezicht. De stoet was bijna aangekomen bij de Markt, waar de jury stond om de wagens te beoordelen, toen het noodlot plotseling toesloeg.

 

Natuurlijk had Dirk Tielemans zijn hond aan moeten lijnen binnen de bebouwde kom en beter op het beest moeten letten. Maar iedereen was het erover eens dat de voornaamste schuldige toch Gaston zelf was. Met de banden onder zijn wagen mocht dan niets mis zijn, het laswerk bleek minder deugdelijk.

            Het arme beest stak onverwacht de straat over en kwam onder de vulkaan terecht, precies voor het linkervoorwiel van de wagen. Door de onverwachte hobbel brak een stang in de wielophanging. De vulkaan helde plotseling sterk over, de bandenstapel begon te schuiven. Een seconde lang leek de berg nog in balans te blijven. Toen donderde alles om.

            Toos had juist haar mond vol lampolie. In haar val spuugde ze die over het doek, de fakkel gleed uit haar handen. Het doek vatte vlam, net als het karton eronder.

            Misschien was het achteraf ook niet zo’n goed idee geweest om zoveel flessen lampolie mee te nemen en al helemaal niet om de doppen alvast los te schroeven. Uit de omgevallen flessen gutste brandstof over de omgevallen bandenstapel. Een inferno.

            Een ogenblik bleef Gaston als versteend op zijn tractor zitten. Hij had iets horen breken en gevoeld hoe de lading begon te schuiven. Hij had de tegenwoordigheid van geest om de tractor tot stilstand te brengen. Daarna sprong hij uit de cabine om zijn vrouw van de vlammenzee te redden. Dat bleek niet nodig. Hoe het haar was gelukt wist ze zelf later niet na te vertellen, maar ze had zich weten te bevrijden uit haar immense schort en zich uit de voeten weten te maken. Ze hield er slechts een paar kleine brandwonden en een geschroeide tepel aan over.

            De banden brandden. Een fontein van vuur laaide op. De vlammen flakkerden hoog, als een vreugdevuur van ijdelheid. Gastons meesterwerk stond in lichterlaaie. De verstikkende geur van brandend rubber sloeg op de longen. De rook steeg op en vormde een grote zwarte wolk die als een onheilsprofetie boven het dorp bleef hangen. De lucht was afschuwelijk. Roerloos keek Gaston toe hoe de vlammen zijn magnum opus verteerden. Zijn zottenkap had hij afgenomen. Hij hield hem in zijn handen, alsof hij aan iemands graf stond. Naast hem lag een dode hond.

In aanloop naar het carnavalsweekend schrijft auteur Cor de Jong (auteur van De aanname) een vierluik over Gaston van Daasdonk en zijn praalwagen, die de apotheose van de optocht had moeten worden. Vandaag deel 4: een explosief slot.

Auteurs
Auteur: Cor de Jong

Cor de Jong (1978) is schr?ver, leraar Nederlands en studiebegeleider b? de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam. H? publiceerde al meerdere korte verhalen. De aanname is z?n debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: