Internationale vrouwendag (1) Eileen Myles
DE AFSCHEIDSOPNAMES
‘Je bent vijfentwintig? Ik ben vierendertig.’ Je zag er zo fantastisch uit, zittend op je grijze bank. Ik kon er maar niet achter komen wie je was. Je was in 1980 naar New York verhuisd. Je droeg Blondiet- shirts in Texas en je had op een avond nacho’s van Patti Smith gekregen. Ze zat in een auto en je keek naar haar en ze zei: ‘Hier,’ en gaf ze aan jou. Geweldig! Net voor mij had je een vriendje dat zich helemaal in het leer kleedde en zijn hoofd kaalschoor en er een leren pet op zette. Die avond kwam ik erachter dat ik van je hield, hij speelde in een club en iedereen dromde samen, ging op dingen staan om hem en zijn band te kunnen zien. Jij stond op een verhoging, alleen, naar hem te kijken. Ik stond hierbeneden naar jou op te kijken alsof je op een sokkel stond. Wat een vredig beeld, zoals jij daar stond te kijken. Het was zo ongelooflijk, je leek onaangedaan. Je had een rietje in één hand en je tikte ermee in de palm van je andere hand. Je zag eruit als een mooie serveerster die wachtte tot de mensen aan haar tafeltje vertrokken zodat ze haar fooi kon innen. Ik wist toen niet eens dat hij je vriendje was. Ik wist alleen dat ik er snel vandoor moest gaan omdat je zo belangrijk voor me was. Je was een monument van vrede.
Je vertelde me dat je niet echt zijn type was. Je zei dat al zijn vriendinnen van die ‘hippe meisjes’ waren. Was jij niet een van hen? Ik dacht van wel. Ik vond het heerlijk om mijn andere vrienden je levensverhaal te vertellen. Ik werd jou. Ik wou jouw verhaal het mijne maken. Ik rende langs de East River met Andrea. ‘Ze komt uit Texas!’ schreeuwde ik, hijg-hijg. Ze komt echt uit zo’n gestoord nest... vuurwapens en al. Oké... Ze is ongelooflijk. Ze... Toen ze op de middelbare school zat had ze een cokedealer als vriendje. Hij was rond de veertig (net als ik!), ze haalde hele nachten met hem door – hij gaf haar coke zodat ze wakker kon blijven op school – ongelooflijk – uiteindelijk kwamen haar ouders er dus achter – ik ben zo’n klootzak, ik zou je dit allemaal niet moeten vertellen – en haar vader is niet eens haar vader – haar echte vader is een dronkenlap – maar goed, die kerel richt dus een geweer op het vriendje en zegt Ga je met haar trouwen? Dus besluiten ze te trouwen. Hij gaat weg – zal over twee weken terugkomen om haar op te halen. Hij is de stad uit om een stukje land te bekijken. In ieder geval er gaat een maand voorbij. Ze gaat ervan uit dat hij haar zal bellen – ze loopt een vriend van hem tegen het lijf. Larry is dood. Hartaanval. Maar dus...
Ik kon niet ophouden over haar te praten. Ze vertelde me haar verhalen. Dan lagen we in het zachte groene gras bij het honkbalveld dicht bij de East River en dacht ik: dit is de meest kwetsbare vrouw die ik ooit heb ontmoet. Er wordt me een schat in bewaring gegeven. Ze begon haar echt wilde verhalen altijd met: ‘Ik heb dit serieus nog nooit aan iemand verteld.’ Mijn tong hing uit mijn bek.
Ze werkte in een Mexicaans restaurant. Het was een hip restaurant in Second Avenue. Ik vond het het leukst als ik er voorbijreed op mijn fiets en haar op het terras zag. Dat was niet meer dan een laaghangend touwtje en wat tafels. In mijn gedachten bevond ze zich in ‘haar buitenren’. Ze leek veilig daar. Ik ging haar opzoeken op haar werk maar mijn eigen homofobe gevoelens ontploften weergaloos in mijn gezicht. Het was als een spoorwegrestaurant en zij stond te lachen met de koks of de rest van de bediening en ik stond hier bij de deur, de lesbovriendin. Ik zwoer altijd het nooit meer te doen maar het was als een drug. Ik kon er niet wegblijven.
Ik vond het het leukst wanneer zij naar mijn huis kwam als ze klaar was met werken. Het allerbeste was wanneer ik sliep. Het was dan twee of vier uur en ergens in de dieptes van droom en duisternis hoorde ik mijn bel. Pfff. Ze had de sleutel, ik had haar de sleutel gegeven, maar ze vond het leuk het op deze manier te doen. Dat soort liefde was het. Ik stond op, deed de deur open één lamp aan en kroop terug in bed. De indringende geur van gefrituurd voedsel kroop bij me in bed. Koude huid, vettige geur. Ik was er gek op. Ken je die vage honger wanneer je in bed ligt. Nou, dit was net als slapen met een hapje, een groot, gefrituurd hapje, je hebt je armen eromheen geslagen. Andere nachten drong ze erop aan alle lampen aan te doen. Het was anders om een vriendin te hebben die zichzelf niet als lesbisch beschouwde – of een die er altijd over twijfelde of ze het wel of niet was. Ze was gewoon zo hetero. Ze droeg een zwart slipje. Ze trok haar jurk uit, en had dat zwarte slipje aan. Ze vond zichzelf erg sexy. Ze wás erg sexy. Daar was geen twijfel over mogelijk.
Ze waste haar make-up af. Heel voorzichtig. Andere keren keek ik hoe ze die opdeed. Het deed me denken aan hoe ik op mijn moeders bed zat en keek hoe ze lippenstift opdeed wanneer ze naar de kerk ging. Deze vrouw ging drank serveren. Het is grappig dat in het jaar dat we verliefd werden ik net een baan had gekregen als directeur van een kleine poëzieorganisatie. Geweldig, wat ze je toevertrouwen wanneer je je niet meer klem zuipt. Het was geen vaste baan, maar ik droeg toch verantwoordelijkheid. Wanneer ze seks wou voor ze naar haar werk ging op vrijdagavonden, sprong ik op mijn fiets en repte me naar 12th Street. ‘Ik dacht: misschien wil ik ook wel een Koreaanse salade.’ Oké. ‘Denk je dat je later wat van die Orangina wil!’ Ik weet niet waar ik later zal zijn. ‘Ik dacht misschien wil je vannacht bij mij slapen.’ ‘Nou denk erover na. Maar misschien moet ik die sowieso in huis halen.’
In het archief op mijn werk zitten foto’s waar ik niet op sta, geen echt belangrijke foto’s, maar ik weet dat ik er niet op sta omdat ik met jou uit lunchen was en niet meer terugkwam. Ik zeg dit omdat ik er trots op ben. Jij was waar ik was dat jaar. Ik verborg me achter al je wensen. Gisteren deed ik een brief op de post in University Place. Hij eindigde met Schrijf alsjeblieft niet terug. Liefs Eileen. Ik weet dat je niet eens van Parijs houdt.
Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo van werken houdt. Ik vroeg je ernaar. Je zei: ‘Ik ben een patriot.’ Je droeg een mouwloos t-shirt met de Amerikaanse vlag erop. Je had grote witte armen, sterk maar niet dun. Je droeg een hele verzameling ‘foute’ t-shirts die zomer. Je had een paar Adidas-t-shirts. Ik begrijp het niet, zei ik. Jij zei dat het een grap was. Je haalde soort van je schouders op. ‘Ik heb een vreemd gevoel voor humor.’ Het was precies hetzelfde soort schouderophalen als toen, een fractie van een seconde voor je me zoende op de avond dat we geliefden werden. Columbo was op tv en we zaten op een opgerold gymmatje op de vloer. Je gezichtsuitdrukking, mijn lievelingsuitdrukking, zei alles of niets. Het zag eruit als het allerkleinste besluit, als een boot die licht van haar koers afwijkt maar nu echt in die richting gaat. Ik was verslaafd.
Die eerste zomer gingen we iedere avond na je werk uit en we moesten een plek vinden waar je kon eten – we gaven je te eten. Ik begreep dit fenomeen van ’s avonds eten niet eens. Ik had geen geld. Ik had nog geen baan. Dus ik was gewoon een medeplichtige. Het was een overblijfsel van toen mijn dagen beschonken waren en ik met vrienden mee naar restaurants ging. Ik dronk een biertje terwijl zij aten. Ik at alleen in een restaurant als je me heel duidelijk had gezegd dat je me mee uiteten nam. In ieder geval, na het werk zwierden we daar naar binnen en iedereen barstte los, Hé, hé, gevolgd door je naam. Maar jij móét wel hip zijn, dacht ik, je kent al die jonge mensen met hippe kapsels, die in restaurants rondhangen. Ik kon maar niet bedenken waarom wij een stel waren. Jij koos mij. Ik wist niet eens dat ik vrouwen zoals jij sexy vond. Ik las de subtiele codering simpelweg als heteroseksueel. Niet beschikbaar. Jij zei dat lesbisch zijn door mij niet zo erg leek. Je zei dat je in Houston naar lesbokroegen was gegaan. Die zagen er toen wat motorclubachtig uit. Het was een trieste kroeg met grote, fluwelen portretten van clowns aan de muur. Kijk, maar dat is typisch. Wie kan de glinsterende, vervaagde skyline van Manhattan vergeten die in de muur bij de Duchess is gekerfd. Boven de bar hing een schaakbordpatroon, gemaakt van spiegels en van die nepsneeuw, als dikke, gedroogde zeepvlokken, weet je wel. Ik zie wat maffiajongens voor me die hele lelijke dingen maken waarvan ze denken dat de lesbo’s ze wel mooi zouden vinden.
Mijn verhalen leken nooit zo interessant als de jouwe. Hoe kwam dat? Er klonk een vreemde afstandelijkheid in je stem door – je had het over een ex: ‘Maar tegen die tijd had hij een nieuwe vriendin... Dus...’ ‘Voelde je je daar slecht bij?’ vroeg ik. ‘Ik vond het verschrikkelijk.’ Ik kon een heel, heel kleine glimp ‘verschrikkelijk’ zien in de diepte van je bleekblauwe ogen, maar meer ook niet. Het leek alsof je voorzichtig een koers uitstippelde voor je hele levensproces, alsof je over een lijngrafiek bewoog, die de tijd voorstelt, of de wereld. Je biechtte een keer op dat je een schilder wou zijn, en dat verklaarde je reisjes naar Europa. Daar ontmoette je een rijke, jonge, Zwitserse kerel, een beeldhouwer, en je woonde een tijdje bij hem. Je woonde in een middeleeuws, stenen huis in Italië en je dronk veel wijn en kookte voor iedereen, en er waren veel mensen die in dat huis woonden. Hij had een koosnaampje voor je en je zei wat het was en het kwam er soms onbedoeld uit, ik noemde je dat soms en dan bliksemden je ogen alsof je wou zeggen: waag het niet. Je was bevriend geraakt met een vrouw die naast het stenen huis woonde en ze begon uiteindelijk een affaire met jouw vriendje, dus je vertrok. Ik denk dat je toen naar New York kwam.
Toen je net naar Parijs was verhuisd, afgelopen zomer, speurde ik straten en restaurants af op zoek naar het meisje dat je was toen je voor het eerst naar de stad was gekomen. Ik wou je ontmoeten voor ik je kende, ik denk dat ik gewoon wou kijken. Je had me over al je vriendjes verteld, wat voor seks jullie hadden, en meestal leerde je ze kennen tijdens je baantjes als serveerster, bij de Odessa, bij Kiev. Ik weet wat het was – ik wou dat ik weg was, niet jij. Zie je, nu heb ik alleen nog maar mezelf en de vriendjes en de restaurants. We wisselen van die vreemde blikken uit en de nieuwe meisjes die net naar de stad zijn gekomen maken me droevig.
Ik vertelde Bill hoe ik me vandaag voelde en Bill is een van je oude vrienden. Ik trek het niet meer. Ik moet weg. Ik blijf maar denken dat ik een vriendin in Parijs heb, maar wie weet. Ik kan niet meer blijven wachten. En weet je, het is niet zo verschillend van hoe het altijd al was. Ik bedoel, we hadden twee jaar lang seks, maar ze kon nooit beslissen of ze nu wel of geen lesbo was. Bill moest heel hard lachen: ‘Dat is ze niet!’
Ik ging naar een kroeg, in 9th Street, in de East Village – die waar jij heen gaat als je niemand wil zien. Ik opende mijn notitieboek en schreef dit alles op. Dit is mijn dagelijkse eilandleven. Ik sluit af met een gesprek dat jij met ‘iemand’ in Parijs voert. Ik beeld me in hoe je me tot een verhaaltje reduceert: ‘Ik was een serveerster, toen ging ik in de filmindustrie werken – ik had in die tijd twee jaar iets met een vrouw, tja, maar ze was bijzonder, ze was een dichter...’
Ik kan er deze ene keer om lachen en voel me echt heel vrij.