Pop en literatuur (3): Sinéad O’Connor en W. B. Yeats
Wie een nummer schrijft met de titel ‘Troy’ ontketent onvermijdelijk een lawine aan intertekstuele resonanties, die strekt van Homerus tot Brad Pitt en van Vergilius tot Luv’. Toch sluit het nummer van Sinéad O’Connor uit 1987 niet rechtstreeks aan bij die literaire traditie. Wel citeert ze uit een gedicht van William Butler Yeats uit 1910: ‘No Second Troy’.
Sinéad O'Connor - Troy I'll remember it |
W. B. Yeats – No Second Troy |
In het gedicht van Yeats spreekt een ik-persoon in de derde persoon over een vrouw, in de vorm van vier (retorische) vragen. De eerste is een waarom-vraag: waarom zou hij haar kwalijk nemen dat hij zich dankzij haar ellendig voelt of dat ze dappere mannen heeft aangezet tot geweld? Die vraag hoeft nog niet een retorische te zijn. Er zijn immers genoeg gedichten en songs te vinden waarin dat verwijt wel degelijk wordt gemaakt. Er zijn ook best redenen te bedenken om iemand dat verwijt te maken. Hoe kon ze vredelievend zijn met zo’n vurige geest en die bovennatuurlijke schoonheid (als een gespannen boog)? De tweede vraag vormt eigenlijk een antwoord op de eerste. Ze komen bij elkaar in de derde vraag: Wat had ze anders kunnen doen, gegeven het feit dat ze nu eenmaal is wie ze is? In de laatste vraag komt dan de titel tot uitdrukking: was er een tweede Troje, dat ze in de as had kunnen leggen? De titel heeft eigenlijk het antwoord op die vraag al gegeven. Al rijst wel vanzelf de vraag of de dame in kwestie iets anders dan de stad Troje (of een tweede Troje) heeft vernietigd, misschien wel de ik-persoon zelf.
In ‘No Second Troy’ maakt de dichter de vergelijking met Helena, de vrouw die een oorlog ontketende. Een femme fatale. Dat is op zich niet per se verrassend. Enkele jaren voor Sinéad O’Connor schreef Jan Pierre Rawie een gedicht getiteld ‘No second Troy’ waarin hij eveneens teruggrijpt naar Yeats: ‘Ik heb een vrouw bemind, die best/ een tweede Troje zou verdienen […]’. Een mooie vrouw kan, ongewild, zoiets teweegbrengen. De Helena (of Helena-figuur) die door Yeats beschreven wordt is echter niet zo passief. Ze is geen poppetje dat begeerd wordt door mannen en harten op hol brengt, zoals Helena vaak in de literatuur naar voren komt. Het werkwoord ‘taught’ wijst op een actieve rol. Ze is niet ‘peaceful’; haar geest wordt vergeleken met een vuur (een veelzeggende vergelijking, gezien de laatste versregel) en haar schoonheid met een gespannen boog. Dat zijn niet dingen die ze teweegbrengt, maar eigenschappen van haar. En juist het gegeven dat het eigenschappen van haar zijn, pleit haar ook weer vrij: ‘Why, what could she have done, being what she is?’
Het gedicht wordt doorgaans autobiografisch gelezen, en daar is ook wel aanleiding toe. Yeats was geobsedeerd door de actrice Maud Gonne, die hij zelfs meerdere malen ten huwelijk vroeg, al weigerde ze keer op keer. Gonne kreeg vooral bekendheid als activiste, voor vrouwenrechten en Ierse onafhankelijkheid. Ze keurde het gebruik van geweld niet af en trouwde met John McBride, een van de latere leiders van de Paasopstand (1916). McBride zou uiteindelijk geëxecuteerd worden. Yeats zelf was minder militant.
In O’Connors tekst keren de regels terug in een nieuwe context én in een andere vorm. De tekst van het nummer is niet zo eenvoudig te duiden. Daarvoor blijft er te veel onuitgesproken. Er wringt te veel. Het gaat over verraad, zoveel is duidelijk. Iemand die zich ernstig in de steek gelaten voelt. Woede, wanhoop en schuldgevoel schreeuwen (soms zelfs letterlijk) om voorrang. Yeats’ dichtregels komen hier twee keer terug. De eerste keer is de aangesprokene het onderwerp: ‘Being what you are, there is no other Troy for you to burn.’ De tweede keer gaat het over de ik-figuur zelf.
De tekst lijkt te gaan over ontrouw. De ‘ik’ is ontgoocheld, maakt verwijten (vooral aan zichzelf) en pijnigt zichzelf met vragen over haar rivale. Woede en tegelijkertijd het besef nog van de ander te houden. Als het nummer ergens wel in slaagt is het in het oproepen van juist de tegenstrijdige emoties die bij dat gevoel horen.
Nogal wat luisteraars neigen ernaar om ook hier de tekst autobiografisch uit te leggen. Het nummer stamt uit de periode dat O’Connor rouwde om haar overleden moeder, hoewel ze geen contact meer met haar had en ze in haar jeugd door haar misbruikt was. Tegengestelde emoties opnieuw, die ook goed aan lijken te sluiten bij enkele zinsnedes, al zijn ze weer moeilijk te rijmen met andere delen van de tekst.
De ‘ik’ is hier slachtoffer, net als bij Yeats, maar nadrukkelijker. Waar het bij Yeats nog leek te gaan om de suggestie van verbrand worden, moet dat hier wat letterlijker opgevat worden. De clip toont de zangeres temidden van een vlammenzee en uiteindelijk wordt ook een geschroeide huid gesuggereerd. Maar ook de belofte van wederopstanding (‘the Phoenix from the flame’) is aanwezig en uiteindelijk de belofte van wraak. Uiteindelijk is Helena zelf aan het woord. Maar Troje brandt allang en er is geen tweede Troje.