Zoeken
Pop en literatuur (3): Sinéad O’Connor en W. B. Yeats
Iedere dinsdag zoekt auteur Cor de Jong de connectie tussen popmuziek en literatuur. Vandaag deel 3, over het verband tussen Sinéad O'Connor en William Butler Yeats.  

Pop en literatuur (3): Sinéad O’Connor en W. B. Yeats

Gepubliceerd op 20 maart, 2018 om 00:00, aangepast op 23 juli, 2019 om 00:00


Wie een nummer schrijft met de titel ‘Troy’ ontketent onvermijdelijk een lawine aan intertekstuele resonanties, die strekt van Homerus tot Brad Pitt en van Vergilius tot Luv’. Toch sluit het nummer van Sinéad O’Connor uit 1987 niet rechtstreeks aan bij die literaire traditie. Wel citeert ze uit een gedicht van William Butler Yeats uit 1910: ‘No Second Troy’.
 

Sinéad O'Connor - Troy

I'll remember it
And Dublin in a rainstorm
And sitting in the long grass in summer
Keeping warm
I'll remember it
Every restless night
We were so young then
We thought that everything
We could possibly do was right
Then we moved
Stolen from our very eyes
And I wondered where you went to
Tell me when did the light die
You will rise
You'll return
The phoenix from the flame
You will learn
You will rise
You'll return
Being what you are
There is no other Troy
For you to burn
And I never meant to hurt you
I swear I didn't mean
Those things I said
I never meant to do that to you
Next time I'll keep my hands to myself instead
Oh, does she love you
What do you want to do?
Does she need you like I do?
Do you love her?
Is she good for you?
Does she hold you like I do?
Do you want me?
Should I leave?
I know you're always telling me
That you love me
Just sometimes I wonder
If I should believe
Oh, I love you
God, I love you
I'd kill a dragon for you
I'll die
But I will rise
And I will return
The Phoenix from the flame
I have learned
I will rise
And you'll see me return
Being what I am
There is no other Troy
For me to burn
And you should've left the light on
You should've left the light on
Then I wouldn't have tried
And you'd never have known
And I wouldn't have pulled you tighter
No I wouldn't have pulled you close
I wouldn't have screamed
No I can't let you go
And the door wasn't closed
No I wouldn't have pulled you to me
No I wouldn't have kissed your face
You wouldn't have begged me to hold you
If we hadn't been there in the first place
Ah but I know you wanted me to be there oh oh
Every look that you threw told me so
But you should've left the light on
You should've left the light on
And the flames burned away
But you're still spitting fire
Make no difference what you say
You're still a liar
You're still a liar
You're still a liar

W. B. Yeats – No Second Troy

Why should I blame her that she filled my days
With misery, or that she would of late
Have taught to ignorant men most violent ways,
Or hurled the little streets upon the great,
Had they but courage equal to desire?
What could have made her peaceful with a mind
That nobleness made simple as a fire,
With beauty like a tightened bow, a kind
That is not natural in an age like this,
Being high and solitary and most stern?
Why, what could she have done, being what she is?
Was there another Troy for her to burn?

 

In het gedicht van Yeats spreekt een ik-persoon in de derde persoon over een vrouw, in de vorm van vier (retorische) vragen. De eerste is een waarom-vraag: waarom zou hij haar kwalijk nemen dat hij zich dankzij haar ellendig voelt of dat ze dappere mannen heeft aangezet tot geweld? Die vraag hoeft nog niet een retorische te zijn. Er zijn immers genoeg gedichten en songs te vinden waarin dat verwijt wel degelijk wordt gemaakt. Er zijn ook best redenen te bedenken om iemand dat verwijt te maken. Hoe kon ze vredelievend zijn met zo’n vurige geest en die bovennatuurlijke schoonheid (als een gespannen boog)? De tweede vraag vormt eigenlijk een antwoord op de eerste. Ze komen bij elkaar in de derde vraag: Wat had ze anders kunnen doen, gegeven het feit dat ze nu eenmaal is wie ze is? In de laatste vraag komt dan de titel tot uitdrukking: was er een tweede Troje, dat ze in de as had kunnen leggen? De titel heeft eigenlijk het antwoord op die vraag al gegeven. Al rijst wel vanzelf de vraag of de dame in kwestie iets anders dan de stad Troje (of een tweede Troje) heeft vernietigd, misschien wel de ik-persoon zelf.

In ‘No Second Troy’ maakt de dichter de vergelijking met Helena, de vrouw die een oorlog ontketende. Een femme fatale. Dat is op zich niet per se verrassend. Enkele jaren voor Sinéad O’Connor schreef Jan Pierre Rawie een gedicht getiteld ‘No second Troy’ waarin hij eveneens teruggrijpt naar Yeats: ‘Ik heb een vrouw bemind, die best/ een tweede Troje zou verdienen […]’. Een mooie vrouw kan, ongewild, zoiets teweegbrengen. De Helena (of Helena-figuur) die door Yeats beschreven wordt is echter niet zo passief. Ze is geen poppetje dat begeerd wordt door mannen en harten op hol brengt, zoals Helena vaak in de literatuur naar voren komt. Het werkwoord ‘taught’ wijst op een actieve rol. Ze is niet ‘peaceful’; haar geest wordt vergeleken met een vuur (een veelzeggende vergelijking, gezien de laatste versregel) en haar schoonheid met een gespannen boog. Dat zijn niet dingen die ze teweegbrengt, maar eigenschappen van haar. En juist het gegeven dat het eigenschappen van haar zijn, pleit haar ook weer vrij: ‘Why, what could she have done, being what she is?’

Het gedicht wordt doorgaans autobiografisch gelezen, en daar is ook wel aanleiding toe. Yeats was geobsedeerd door de actrice Maud Gonne, die hij zelfs meerdere malen ten huwelijk vroeg, al weigerde ze keer op keer. Gonne kreeg vooral bekendheid als activiste, voor vrouwenrechten en Ierse onafhankelijkheid. Ze keurde het gebruik van geweld niet af en trouwde met John McBride, een van de latere leiders van de Paasopstand (1916). McBride zou uiteindelijk geëxecuteerd worden. Yeats zelf was minder militant.

In O’Connors tekst keren de regels terug in een nieuwe context én in een andere vorm. De tekst van het nummer is niet zo eenvoudig te duiden. Daarvoor blijft er te veel onuitgesproken. Er wringt te veel. Het gaat over verraad, zoveel is duidelijk. Iemand die zich ernstig in de steek gelaten voelt. Woede, wanhoop en schuldgevoel schreeuwen (soms zelfs letterlijk) om voorrang. Yeats’ dichtregels komen hier twee keer terug. De eerste keer is de aangesprokene het onderwerp: ‘Being what you are, there is no other Troy for you to burn.’ De tweede keer gaat het over de ik-figuur zelf.

De tekst lijkt te gaan over ontrouw. De ‘ik’ is ontgoocheld, maakt verwijten (vooral aan zichzelf) en pijnigt zichzelf met vragen over haar rivale. Woede en tegelijkertijd het besef nog van de ander te houden. Als het nummer ergens wel in slaagt is het in het oproepen van juist de tegenstrijdige emoties die bij dat gevoel horen.

Nogal wat luisteraars neigen ernaar om ook hier de tekst autobiografisch uit te leggen. Het nummer stamt uit de periode dat O’Connor rouwde om haar overleden moeder, hoewel ze geen contact meer met haar had en ze in haar jeugd door haar misbruikt was. Tegengestelde emoties opnieuw, die ook goed aan lijken te sluiten bij enkele zinsnedes, al zijn ze weer moeilijk te rijmen met andere delen van de tekst.

De ‘ik’ is hier slachtoffer, net als bij Yeats, maar nadrukkelijker. Waar het bij Yeats nog leek te gaan om de suggestie van verbrand worden, moet dat hier wat letterlijker opgevat worden. De clip toont de zangeres temidden van een vlammenzee en uiteindelijk wordt ook een geschroeide huid gesuggereerd. Maar ook de belofte van wederopstanding (‘the Phoenix from the flame’) is aanwezig en uiteindelijk de belofte van wraak. Uiteindelijk is Helena zelf aan het woord. Maar Troje brandt allang en er is geen tweede Troje.

Auteurs
Auteur: Cor de Jong

Cor de Jong (1978) is schr?ver, leraar Nederlands en studiebegeleider b? de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam. H? publiceerde al meerdere korte verhalen. De aanname is z?n debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: