Autismeweek Special: Erik Jan Harmens
Fragment Pauwl
1
Als ik me aan iemand voorstel zeg ik niet dat ik autisme heb, net als iemand met chronische rugklachten bij het handen schudden ook niet over zijn rug begint (tenzij hij helemaal voorovergebogen staat, dan is een verklaring wel handig). Maar als er na de eerste beleefdheden aanleiding toe is, bijvoorbeeld een deur slaat heel hard dicht en ik krimp ineen (de meeste mensen met autisme zijn, omdat onze hersenen anders werken, nogal gevoelig voor harde geluiden en fel licht, vooral als het onverwacht komt, niet op de kermis bijvoorbeeld, daar kun je het verwachten), of we worden ingehaald door een motor die klinkt als een hysterische bromvlieg (helemáál als de motorrijder steeds even gas bijgeeft: ‘Henjjjjjj… Henjjjjjj henjjjjjj…’), dan zeg ik wel dat ik het heb.
‘Sorry, ik heb autisme, mijn hersenen werken anders, ik ben nogal gevoelig voor harde geluiden en fel licht.’
‘O jee,’ zegt de ander dan, ‘dat lijkt me best lastig. Bijvoorbeeld in een winkelstraat, of op de kermis?’
‘Op de kermis niet, daar vind ik harde geluiden en fel licht niet lastig, want daar kun je het verwachten,’ antwoord ik. ‘Maar als in een rustige winkelstraat iemand met een heel harde stem me om een euro voor een kroketje vraagt: “Hé, hé jij! Hé jij! Heb je misschien een eurootje voor me, een eurootje? Voor een kroketje? Hé!”, dan loop ik meestal weg met mijn handen voor mijn oren, omdat ik er niet op voorbereid was.’
‘Ah zo, ik begrijp het.’
‘Of ik heb mijn oorkappen op, dan hoor ik ’m niet, of maar een beetje.’
‘Oorkappen?’
‘Dat zijn gehoorbeschermers. Een soort oordoppen, maar dan gaan ze niet je oor in, maar aan beide kanten over je oor heen.’
‘Ah, o ja. Oorkappen.’
‘Bouwvakkers met een drilboor hebben ze ook op.’
Zo zou een gesprek kunnen gaan, al weet je nooit van tevoren hoe een gesprek loopt. Je gooit er een kwartje in en dan is het afwachten wat je krijgt.
06.32
Ik ga ’s avonds in bad en ’s ochtends douchen. Gisteren heb ik in bad mijn haren gewassen, na het afdrogen deed ik er geen gel in. Vanochtend ging ik douchen en dan doe ik er als ik ben aangekleed wel gel in, omdat mijn kapper zei dat het anders net is of je een bloempot op je hoofd hebt.
Douchen duurt vijftien minuten: een halve minuut om mijn pyjama uit te trekken en op te vouwen, dertien minuten onder de straal, anderhalve minuut om me aan te kleden. Marco wil dat ik korter douche, maar ik laat me niet opjagen.
Als ik de kraan opendraai hoor je een geluid alsof iemand met een mitrailleur schiet. De loodgieter is er voor gekomen (een vrouw, ze had een tuinbroek aan en kort witgeverfd haar, met een zwart lijntje in het midden, alsof er een aardbeving op haar hoofd was geweest, en ze sprak met een harde, lage stem, alsof je aan de andere kant van de kamer stond in plaats van náást haar) en die zei dat de waterleiding los zit. Dat kon ze wel vastzetten, maar die leidingen zitten achter de muur, dus dan moet de hele muur open, en dat was te duur. Nu zet ik de douche aan, buig iets door de knieën, bal mijn vuisten, strek mijn rechterarm, hou mijn linkervuist tegen mijn buik en begin mee te schieten met het geluid van de waterleiding: ‘tadadadadadadada!’
Als het niet zo duur was geweest om die muur open te maken en de leidingen vast te zetten, had ik dat spelletje niet elke ochtend kunnen doen. Kortom: lang leve de muur.
Onderbroek aan, sokken en de werkkleren die ik gisteren heb klaargelegd: een zwart shirt met korte mouwen van de HEMA (prima shirt, prima prijs), spijkerbroek met een elastische taille, want ik hou niet van riemen, die snijden in je vlees, zoals de touwtjes in de rollade in de slagerij van mijn vader. Die touwtjes moesten het vlees bij elkaar houden, maar mijn vlees zit al bij elkaar. Dan een blauwe Mickey Mouse-trui. Te kinderachtig voor een man van 34? Ik draag wat ik leuk vind. Het voordeel is dat ie al oud is en lekker vies mag worden, hoef je ook niet de hele tijd op te letten of je niet knoeit. Verder zwarte werkschoenen, met ergonomisch gevormde stalen neuzen: de verkoper zei dat je er bij wijze van spreken een betonblok op kunt laten vallen.
Ik rook nog twee sigaretten uit het raam, dan is het tijd om te gaan ontbijten. Ik kijk even snel in het terrarium en zie Wilfred niet. Jammer genoeg heb ik geen tijd om goed te kijken, hoewel je ook als je geen tijd hebt om goed te kijken dat waar je naar op zoek bent kunt vinden. Zo groot is dat terrarium nou ook weer niet. Maar vandaag heb ik geen geluk.
Hij kan zich hebben ingegraven in de korrels, al moet ie dan wel diep zijn gegaan, anders had ik ’m ontdekt. De korrels zijn wit en een baardagame is grijsbruin. Omdat Marco vanaf beneden heel hard ‘Pau-haul!’ roept, check ik niet of hij misschien áchter de grot ligt. Nu voel ik me rot, want een leven zonder Wilfred kan ik me niet voorstellen. Als hij niet achter de grot ligt, waar is hij dan? Ik zou even goed moeten zoeken, maar Marco blijft maar roepen en te laat voor het ontbijt is ook geen pretje. Want in De Driemaster geldt qua eten de wet van de jungle: op is op.
Pauwl is een realistische, ontroerende en humoristische vertelling over de beperkingen én verrijkingen van een leven met autisme.
Het nieuwe boek van Erik Jan Harmens verschijnt deze zomer.
Erik Jan Harmens in Trouw: 'Mijn gedachten zijn vaker donker dan licht'
Ik schaam me er een beetje voor, maar mijn gedachten zijn vaker donker dan licht. Een van de redenen is dat ik, om te voorkomen dat ik door rampspoed word overvallen, me standaard op het slechtst mogelijke scenario voorbereid. Dat niet doen voelt onveilig, maar het wel doen betekent dat ik altijd alert ben, zelfs schichtig.
Daarbij heb ik een ideaalbeeld in mijn hoofd van wie ik zou moeten zijn en hoe ik zou moeten leven, hoogst zelden voldoe ik aan dat perfecte plaatje. Daarnaast vind ik de omgang met mensen ingewikkeld. Het zou kunnen dat ik autisme heb, mijn opa had dat en mijn zoon heeft het ook. Mensen zeggen vaak tegen mij: “Jij hebt ook wat”. Maar wát zeggen ze er dan niet bij, dus sta ik toch weer met lege handen.
Lees de eerste column van de nieuwe reeks van Erik Jan Harmens in Trouw hier.