Voorpublicatie 'Het eeuwige leven'
*
Ik ben oud.
Dat is het belangrijkste om te vertellen. En je zult het waarschijnlijk niet geloven. Als je me ziet, denk je vermoedelijk dat ik rond de veertig ben, maar dan heb je het goed mis.
Ik ben óúd – oud op de manier waarop een boom, een weekdier als de noordkromp of een schilderij uit de Renaissance oud is.
Om je een idee te geven: meer dan vierhonderd jaar geleden, op 3 maart 1581, werd ik geboren in de slaapkamer van mijn ouders op de tweede verdieping van een klein Frans kasteel dat vroeger mijn huis was. Kennelijk was het die dag warm voor de tijd van het jaar, want mijn moeder had de verpleegster gevraagd alle ramen open te zetten. ‘God glimlachte naar je,’ zei mijn moeder. Hoewel ze daaraan had kunnen toevoegen dat – als Hij bestaat – die glimlach sindsdien een frons is geweest.
Mijn moeder is al heel lang geleden gestorven. Ik daarentegen niet.
Ik heb namelijk een aandoening.
Een hele tijd heb ik het als een ziekte beschouwd, maar ‘ziekte’ is niet het goede woord. Ziekte suggereert ziek zijn en wegkwijnen. Ik kan beter het woord ‘aandoening’ gebruiken. Weliswaar een zeldzame, maar geen unicum. Eentje waar geen mens iets over weet, tot iemand het zelf heeft.
In de officiële medische tijdschriften wordt de aandoening niet genoemd. Er is ook geen officiële benaming voor. De eerste ge- respecteerde arts die er rond 1890 een naam aan gaf, noemde het ‘anageria’ met een zachte ‘g’, maar om redenen die later duidelijk zullen worden, bereikte die term nooit het grote publiek.
De aandoening ontwikkelt zich rond de puberteit. Daarna gebeurt er niet zoveel meer. Aanvankelijk merkt het ‘slachtoffer’ niet dat hij het heeft. Per slot van rekening worden mensen elke dag wakker en zien ze hetzelfde gezicht in de spiegel als gisteren. Van dag tot dag, van week tot week, zelfs van maand tot maand veranderen mensen nauwelijks zichtbaar.
Maar na verloop van tijd, op een verjaardag of een andere jaarlijk- se mijlpaal, begint het anderen op te vallen dat je niet ouder wordt. In werkelijkheid is de persoon niet gestopt met ouder worden.
Hij veroudert op precies dezelfde manier. Alleen veel langzamer. Het tempo van het verouderingsproces bij degenen met anageria varieert enigszins, maar doorgaans is het een verhouding van 1:15. Soms telt elke dertien of veertien jaar voor één jaar, maar bij mij ligt het dichter bij de vijftien.
Onsterfelijk zijn we dus niet. Onze lichamen en geesten staan niet stil. Volgens de recentste, voortdurend veranderende weten- schappelijke inzichten openbaren de verschillende aspecten van ons verouderingsproces – de moleculaire degeneratie, de verknoping van cellen in het weefsel, de cellulaire en moleculaire mutaties (inclusief de belangrijkste, die in het nucleaire dna) – zich alleen in een ander tijdsbestek.
Mijn haar zal grijs worden. Ik zou kaal kunnen worden. Het is wachten op artrose en gehoorverlies. Net zo waarschijnlijk zal mijn gezichtsvermogen van leeftijdgerelateerde verziendheid te lijden krijgen. Uiteindelijk zal ik aan spiermassa en mobiliteit inboeten.
Een eigenaardigheid van anageria is dat het je een verhoogd im- muunsysteem verschaft, waardoor je wordt beschermd tegen veel (niet alle) virale en bacteriële infecties, maar uiteindelijk wordt ook dat minder. Niet om je met wetenschappelijke kennis te vervelen, maar het lijkt erop dat ons beenmerg tijdens onze piekjaren meer hematopoëtische stamcellen produceert – de cellen die leiden tot witte bloedcellen – hoewel ik moet opmerken dat ons dat niet behoedt voor verwondingen of ondervoeding en dat het niet blijvend is.
Denk dus niet dat ik een soort sexy vampier ben, voor eeuwig en altijd op zijn viriele hoogtepunt. Hoewel het kan aanvoelen alsof je voor eeuwig en altijd in de tijd vastzit, als er op basis van je uiterlijk maar een jaar of tien is verstreken tussen de dood van Napoleon en de eerste man op de maan.
Een van de redenen waarom mensen niet van ons bestaan weten, is dat de meeste mensen het niet willen geloven.
In de regel accepteren menselijke wezens dingen gewoon niet als die niet in hun wereldbeeld passen. Je kunt makkelijk genoeg ‘Ik ben vierhonderdnegenendertig’ zeggen, maar het antwoord is meestal: ‘Ben je gek?’
Een andere reden waarom mensen niet van ons bestaan weten, is dat we worden beschermd. Door een soort organisatie. Iedereen die achter ons geheim komt en erin gelooft, ontdekt dat zijn korte leven nog wat korter wordt. Het gevaar komt dus niet alleen van gewone mensen.
Het komt ook van binnenuit.
Matt Haig (1975) is zeer veelzijdig: hij schrijft romans, kinderboeken, non-fictie en filmscenario's. Zijn werk wordt gepubliceerd in meer dan dertig landen. In 2015 verscheen bij Lebowski het autobiografische Redenen om te blijven leven, waarin Haig openhartig spreekt over zijn depressie. Hij woont samen met zijn vrouw en kinderen in York, Engeland.