Vegetarische dromen
Mijn moeder had last van extreme bloedarmoede en om aan te sterken bracht mijn opa haar naar een klooster. In die tijd kon de versterking van lichaam en geest nog bij het geloof gevonden worden.
In het klooster ging alles op gezette tijden. Van een toiletbezoek tot aan eten en drinken. Door dat strenge beleid ontwikkelde mijn moeder een weerzin tegen iets helemaal op moeten eten of een glas leeg moeten drinken. Als het niet lukte, was er de dwang van God, vermomd als non. Naar mijn weten is haar stoelgang nooit een probleem geweest, of daar weigert ze over te spreken natuurlijk.
Mijn moeder kreeg grote glazen koude melk, en dikke boterhammen met even dikke plakken boterhamworst te eten. Die worst stond haar tegen: zoals veel kinderen had ze het hoog op met het welzijn van dieren. Oftewel: ze droomde vegetarisch.
Als een non was verdwenen opende ze snel het raam van haar kamer. In de tuin van het klooster scharrelde hertjes. Ze gooide de plakken boterhamworst een voor een richting de hertjes. Ik hoop dat iemand het worst-gooien heeft gezien en ervan genoten heeft.
De nonnen bedoelden het vast goed. Maar zonder overleg nam mijn opa haar op een dag achterop zijn fiets weer mee naar huis. Zijn kind werd misschien sterker maar niet gelukkiger. Achterop de fiets zwaaide ze naar de hertjes.
Tegenwoordig, bijna een halve eeuw later, drinkt ze nog steeds geen enkel glas helemaal leeg. Ook staan grote hoeveelheden vlees haar tegen. Als iemand haar op een glas wijst dat ze heeft laten staan zegt ze: ‘Ja, dat komt omdat ik in een klooster zat.’ Vervolgens vertelt ze je dit verhaal.
Als ik haar, later, kleinkinderen bezorg dan hoop ik van harte dat ze samen met oma dikke plakken worst naar hertjes zullen gaan gooien.