Blauwe maan
Die avond ben ik op pad gegaan met een fietslampje in het aardedonker. Ik weet wel ongeveer waar de voormalige stratenmakerskeet moet staan, maar in het donker is het Biotoopterrein behoorlijk ondoorzichtig. Mijn kaplaarzen zuigen vast bij elke stap in de modder. Volgens de beschrijvingen vind ik uiteindelijk het houtsnipperpaadje. Mijn ogen wennen aan het donker, het is volle maan. Brandende olielampen en tuinfakkels langs het pad wijzen de weg. Ik ruik houtvuur, en ja, tussen de begroeiing ontdek ik de pipowagen. Achter het raampje flakkert een brandende kaars. De vriendin met wie ik heb afgesproken heeft een plaatsje rondom de keet aangelegd met schelpengrind, zij is het ook die deze attractie hierheen heeft gebracht. Ze huurt de verrijdbare keet voor een maand met een aantal Biotopers. Voor de kar staat een grote plastic bak – een soort koeiendrinkbak of waterreservoir – gevuld met water, ernaast ligt een brandslang met een spuitkop. Ik stap uit mijn kaplaarzen en open de deur. Binnen ruikt het naar pas gezaagd vurenhout, de blankhouten betimmering is nieuw. Ik kom in een halletje waar ik mijn kleren en badjas ophang. Dan open ik de glazen deur. Mijn vriendin is er al. Rondom de gloeiende kachel zijn houten banken op verschillende niveaus, net als bij een ‘echte’ sauna. Ik spreid mijn handdoek uit en ga liggen. Niet lang na mijn komst, stapt de derde vrouw binnen met wie we hebben afgesproken. Ook zij gaat liggen.
Met mijn ogen dicht, waan ik me op een strandje ergens in een warm land. Eerst voelt het als de zonvakantie waar ik zo naar snak, maar even later lig ik in de woestijn, zonder beschutting, gefolterd door de zon. Na de kou van de afgelopen tijd is die fantasie best even welkom, maar al gauw hou ik het niet meer uit. Mijn vriendinnen staren kalm door het raam dat uitkijkt op een stuk bos. Het landschap van kale bomen en struiken is in een magische, blauwe gloed gehuld. ‘Kijk eens hoe mooi,’ zegt de eerste. ‘Het is vanavond Blauwe Maan, de maan is maximaal verlicht en lijkt veel groter dan anders, dat komt maar eens in de zoveel jaar voor. In sommige landen kleurt de maan vannacht roze en wordt zij Blauwe Superbloedmaan genoemd.’
De gedachte aan de maan maakt dat ik de hitte in de keet nog even kan verdragen, maar rustig van het uitzicht genieten zoals de twee anderen lukt me niet. Al gauw verandert de lichte schijf aan de inktblauwe hemel in een kokende bloedmaan. Ik spring op en vlucht naar buiten. Voor ik goed en wel besef wat ik doe, richt ik de sproeikop van de brandslang op mijn ontblote lichaam en open de kraan. Mijn huid sist nog net niet, maar het scheelt niet veel. De twee anderen zijn me gevolgd. Nog nadampend kom ik weer tot mezelf. Het blauwachtige bos rond de keet is doodstil. Zwijgend kijken we minutenlang naar de betoverde omgeving. Dat we ons tussen de bomen tijdens een ijzige januarinacht in ons blootje aan de maan vergapen, vind ik op dat moment totaal niet vreemd. Ik begrijp ineens volkomen waarom er van oudsher in tal van culturen op zulke nachten rituelen plaatsvinden. Helder door de kou ervaar ik de kracht van iets groters, maar toch ga ik snel weer naar binnen, naar de hitte die me opnieuw naar buiten zal jagen.
Schrijfster Sabine van den Berg leeft met haar gezin in de grootste kunstenaarsgemeenschap van Noord-Nederland: De Biotoop te Haren. In het voormalige Biologisch Centrum van de RUG wonen en werken meer dan 300 mensen.
Zien Horen Zwijgen, de trilogie van Sabine van den Berg, werd genomineerd voor Het beste Groninger boek.
Eerdere afleveringen van De Biotoopfeuilleton staan op www.Sabinevandenberg.com.
Tekst & illustratie: Sabine van den Berg