Troost
De vriendin is een theatermaakster met liefdesverdriet. Bijna alles leek haar aan haar ex te herinneren. Liefdesverdriet is te vergelijken met rouw: de pijn van het afstand nemen van andermans zijn en lichaam. Dat bij echte rouw de dood hoort, is misschien slechts een detail te noemen.
Het was bewonderingswaardig hoe oprecht de vriendin vertelde over de open relatie de ze had gehad. Ze had weleens gerommeld, maar: ‘Dat liet me alleen maar inzien dat ik met hem wilde zijn. Maar toen híj voor het eerst met een ander ging, werd hij verliefd en ging het mis.’
Vanuit een hoog moreel standpunt leek een open relatie me een prachtidee. Maar is een hart, de liefde, daar niet net iets te kleinzerig voor? Op het kinderlijke, debiele af zelfs?
Ik vroeg het haar. Ze wist het niet.
Later die middag kwam haar werk ter sprake. Opgewonden zei ze: ‘Ik ben erg goed met mijn gevoel. Als ik verdrietig ben kan ik er theater over maken, en dan anderen laten huilen. Geweldig toch?’
Lang hoorde ik niet zo’n korte definitie van dat wat kunst kan zijn. Maar: willen kunstenaars niet juist hun leven in een andere vorm gieten, omdat ze slécht zijn in het omgaan met hun eigen gevoel? Ik durfde het niet te vragen. In plaats daarvan zei ik: ‘Ik kom graag eens naar een voorstelling van je kijken, maar in het openbaar heb ik nog nooit gehuild. Blijkbaar is dat te privé.’
‘Dat hoeft ook niet,’ zei ze. ‘Mijn ex huilde ook nooit.’
Kalm zei mijn geliefde: ‘Ook als je niet huilt óf niet wéét waarom je huilt, kun je behoefte hebben aan troost.’ En ze wees naar de baby’s aan de tafels naast ons. Ze werden vastgehouden en waren eindelijk helemaal stil.