De Selectie: Merit Vessies
SNORKELEN
een meisje wacht in het water tot ze verdrinkt
ze heeft er een snorkel bij opgezet
het lastige aan wachten is dat je niet weet
hoe uitzichtloos de situatie is
halverwege de dag vraagt iemand haar hoelaat de metro gaat
ze antwoordt: ik weet niet hoe laat het is
ik weet niet hoelang je moet wachten
hoelang ik hier al sta
ze bijt op het plastic in haar mond tot het vervormt
en tegen haar verhemelte schuurt, ze bijt
tot het op oude kauwgom lijkt
er is geen metrostation en het water komt nooit hoger
dan een centimeter onder het uiteinde van de plastic pijp
zolang ze stil blijft staan
1,5
We houden elkaar stevig vast. Mijn jonge vingers drukken in zijn kinderarmen. De groene, badstoffen pyjamabroek is te lang voor mijn mollige benen. Hij draagt een uitgelubberd t-shirt van zijn vader waar op staat: why don’t programmers like nature? because it’s got too many bugs. We kijken naar de grond, terwijl de grap wordt uitgelegd. Ik begrijp het niet en durf geen stap te zetten.
6
Ik lig in het water, mijn ledematen uitgestrekt, als een sneeuwengel. Het water raakt mijn mond. Rustig blijf ik ademhalen. Door het water staan de rode en blauwe strepen op de bodem van het zwembad vervormd op de foto, alsof het golven zijn geworden. Ik was de eerste van onze klas die kon drijven.
10
Van vier grote blauwe zeilen is een grondglijbaan gemaakt. Hoe meer sop je erop gooit, hoe verder je komt. Aan het einde van de baan staat hij, een grote grijns op zijn gezicht. Mijn rug is roze van het glijden en de zon. De handdoek over zijn schouders heeft hij opengeslagen. In plaats van erin te duiken, ren ik terug naar het begin.
WADLOPEN
vanaf de toren zie ik twee dingen:
een meer met een kunstmatig eiland
een zee die uitmondt in een oceaan
ik hoef niet te kiezen
maar het een doet me meer dan het ander
als ik lang genoeg wacht kan ik naar het eiland lopen
hopend dat ik niet wegzak in het slik
dat het land niet overstroomt
12
De foto is gemaakt terwijl ik de donkerblauwe emmer door de sneeuw haal om hem te vullen. Vanaf zijn plek op de grond kijkt hij naar me, een kop warme chocolademelk in zijn handen. De stoom van zijn drankje hangt voor zijn ogen. Ik bleef sneeuwblokken maken met mijn emmer tot mijn chocolademelk koud was. De deuropening van onze iglo wilde ik dichtbouwen, tot niemand er meer in kon.
14
In de hoek van de foto, waar het beeld onscherp is, zit ik met mijn haren half voor mijn ogen. In verhouding tot mijn lichaam is de blauwfluwelen bank groot. Hij luistert naar een bandje in een gele walkman, een brede lach op zijn gezicht. Het is de eerste keer dat hij muziek luistert die ik hem niet heb aangeraden.
16,5
De auto van zijn ouders zit volgepakt met spullen. Er paste nog maar een kind op de achterbank. Hij heeft zijn armen om mij heengeslagen. Mijn neus drukt in zijn nek en onze ogen zijn dichtgeknepen. Onze ouders zeiden dat we elkaar brieven moesten gaan schrijven. Hij voelde warm. Toen ik zei dat zijn trui lekker rook, trok hij hem uit en gaf hem aan me. Op de achtergrond staat het standbeeld van Lely, achter hem de ondergaande zon.
OF HET OPNIEUW ZAL ONTDOOIEN
het is gaan dooien in de tijd dat ik onder water zwom
ik klim uit het water een roeiboot in
de spanen plakken aan mijn handen
als een tong aan een waterijsje
als ik de steiger op stap, laat ik mijn veiligheidsmiddelen liggen
en geef de boot een duw
naar het midden van het meer
ik weet niet wanneer het opnieuw bevriezen zal
of het opnieuw zal ontdooien
ik kan wachten op iemand die zegt: de winter zal weer stilstaan
ik kan wachten op iemand die zegt: je zult je duikhelm nodig hebben
ik kan op het ijs blazen tot ik er weer doorheen kan kijken
ik kan op het ijs blazen tot het weer water wordt
16,5
Op de grote brokken steen ligt sneeuw die langzaam in ijs is veranderd. Hoe meer druk erop werd uitgeoefend, hoe vaster het materiaal werd. Het heeft een doffe glans. Een barst loopt van mijn voet naar het einde van de aanlegsteiger. De relingen zijn bedekt met ijs, gladder dan staal. Mijn vader riep dat ik terug moest komen. Ik hoorde een auto wegrijden.
17
Het is donker. In het midden van de kelder is vaag een ronde vissenkom te zien, gevuld met water. Plastic visjes van ons kapotgemaakte hengelspel drijven bovenin.
WATERCRASSULA
de definitie van een onderzeëer:
een vaartuig dat onder het wateroppervlak kan varen
en onzichtbaar is voor mensen die daarboven blijven
de helft van mijn lichaam is water
zonder ademruimte
de duikboot reist door mijn aderen
zoekt met zijn koplamp de pijnlijke plekken
voor ik ze kan voelen
ik vaar langs stenen beelden die hun ogen dichthouden
over de huid groeit crassula helmsii
men ontkomt niet aan iets wat doorgroeit
ik denk dat ik twee mensen ben:
mezelf en de vreemde die over mijn lijf gebogen staat
kijkend naar hoe ik slaap
vingers in mijn ogen drukkend
om een overstroming te voorkomen
al het water in mijn lichaam bevriest
maar onder de oppervlakte blijft nog iets bewegen
het botst tegen de dijk en blijft proberen
erdoorheen te dringen
Merit Vessies (1993) studeert Creative Writing aan ArtEZ. Naast essays schrijft ze poëzie, proza en werkt ze graag met dansers en audio. Op dit moment doet ze onderzoek naar de (on)betrouwbaarheid van herinneringen.