Veerkracht
Maar dat mensen er voor elkaar zijn als de gemeenschap - in Camus’ geval een afgesloten stad - onder vuur ligt, is denk ik hoopvol te noemen.
Stefan Zweig zei iets soortgelijks over de eerste wereldoorlog: ‘Ik had het onweerstaanbare gevoel dat primitieve, simpele mensen de oorlog veel juister zagen dan onze professoren en schrijvers: namelijk als een ongeluk dat hun was overkomen en waar ze niets tegen konden doen, en dat iedereen die door dezelfde pech getroffen was daardoor een soort broeder was. Dat inzicht nam ik als troost mee op mijn hele tocht langs in puin geschoten steden en geplunderde winkels.’
Ook mijn grootmoeder ervoer de tweede wereldoorlog gek genoeg als een gelukkige tijd. Ik vermoed dat ze warme gevoelens koesterde voor een onderduiker. Maar dat kan ik niet bewijzen: ze ontkent alles.
Een vriend die nu door het noodlot getroffen wordt zei gister: ‘Alles is chaos hier op het moment, lijkt wel in staat van ontbinding. Hoeveel veerkracht heeft een mens?’
Ik zei: ‘In jouw veerkracht heb ik wel vertrouwen, maar in die van de mensheid veel minder.’
Vertrouwen hebben in een vriend kost geen moeite. Als het om grotere groepen of de wereld gaat wordt het al snel lastig er. De oplossing voor de mensheid zou een gemeenschappelijke vijand kunnen zijn. Camus noemde het de pest, Zweig en mijn grootmoeder oorlog, wij zouden het het klimaat kunnen noemen. Maar hoe kan het dat er op dit moment, wanneer de aarde zich tegen ons keert, nauwelijks algehele verbinding is? Ik vermoed dat het antwoord daarop cynisch is: er vallen gewoon nog niet genoeg doden op bepaalde plekken in de wereld om broederschap te ervaren.