Utrecht
Ten tweede:
Op het moment dat ik wilde gaan werd mijn geliefde opgehouden door een jongen. Ik drentelde op een paar meter afstand. Misschien was het jaloezie. Toen ze dan eindelijk kwam zei ik niks. Het was vast jaloezie. Ze keek me gepikeerd aan en vroeg: ‘Ben je jaloers? Dat hoeft niet hoor.’
Ik maakte oogcontact met die jongen en hij kwam op ons af stormen.
Hij zei: ‘Dus jij bent ook kunstenaar, wat maak je?’
Ik zei kort wat ik deed zonder onvriendelijk te willen zijn en vroeg wat hij deed. Hij schreef gedichten en haalde een versleten boek uit zijn tas en zei: ‘Ik ga gedichten maken bij deze schilderijen.’
Ik bladerde in een boek vol abstracte schilderijen en vroeg: ‘Wat kun je hierover zeggen?’
Dat wist hij ook niet.
Hij stopte het boek vluchtig terug in zijn tas en zei: ‘Mijn burn-out kost veel tijd,’ en zich tot mij richtend: ‘Jij lijkt me ook wel een type dat last kan hebben van een burn-out.’
Mijn wangen zwollen rood aan. Ik sputterde wat. Misschien had hij gelijk.
Mijn vriendin zei lachend: ‘Hij zit er al jaren middenin.’
Humor leek voor de jonge dichter niet te bestaan, alleen ernst. ‘Oh, vertel,’ zei hij.
Ik zei dat het niet waar was en lachte wat. Hij geloofde het niet.
Gelukkig begon hij zonder aanmoediging over zichzelf te vertellen: ‘Mijn vader was dominee dus ik ben opgegroeid met het idee dat je iets belangrijks moet doen met je leven. Dat is me nog nooit gelukt. Ik worstel ook heel erg met God en zingeving en alles. Ook in mijn studies verloor ik mijn interesse als ik patronen door had. Ik vluchtte in drugs en vrouwen en belandde op straat. En dan is er ook nog een parallel universum, een second life op internet.’
Hij stopte ineens met praten en keek naar het plafond alsof daar iets van betekenis te
vinden was.
Ik vroeg of het maken van gedichten hielp.
‘Nou, sinds ik aan de medicatie ben lijken ze allemaal een beetje gezocht. Er is ADD geconstateerd en natuurlijk een depressie. Heb jij ideeën over het leven?’ vroeg hij.
Het overviel me een beetje.
Ik zei: ‘Nou, moet niet iedereen zijn weg zoeken? Met of zonder God?’
‘Vast, maar ik zoek altijd een moederfiguur, troost, maar die troost ga je niet vinden in de drugs of meisjes. Maar het is fijn als iemand soms interesse in je heeft. Ik stond op straat teksten te spuwen en die schilder, van dat boek, pikte me van straat.’
‘Letterlijk van straat?’ vroeg mijn geliefde.
‘Ja, letterlijk, het ging toen niet zo goed. Maar voordragen, daar hou ik wel van, jezelf binnenstebuiten keren, als een dominee.’
Het ongemak was ongekend. Het lukte niet om nog langer naar hem te luisteren.
‘Sorry, maar wij moeten gaan,’ zei ik laf.
‘Oke.’ De jongen droop af zonder nog een woord te zeggen. Mijn geliefde zei wat ik vermoedde: ‘Hij is rijp voor zelfmoord, dit komt nooit meer goed.’
Ten derde:
Op de stoep stond de eigenaresse van de galerie over een visrestaurant te oreren tegen een groepje mensen. Ze zei: ‘Iedereen moet er beslist heen. Maar let wel, de kok van dat restaurant is beschoten tijden die Bataclan aanslag in Parijs.’ Ook dit verhaal kwam uit het niets. ‘Hij zat daar gewoon op een terrasje.’
‘Oh,’ zei iemand.
Een ander vertaalde voor een Engelstalig meisje: ‘The cock of this fish-restaurant she is talking about, was shot in his leg.’
‘What?!’ zei het meisje.
De vertaalster en het meisje begonnen hard te lachen.
De eigenaresse had het niet door en zei: ‘Ja, bij zoiets komt het ineens wel heel dichtbij he? Hij loopt er nog moeilijk van, heel erg. Gelukkig voor hem dat hij het overleefde, en gelukkig voor ons, voor de mensen die van lekker eten houden.’
Om de lucht te klaren zei een man: ‘Nou, we zullen proberen niet te opzichtig naar zijn been kijken.’
‘Nee, doe dat beslist niet, je moet er ook niet naar vragen. Het ligt allemaal nogal gevoelig.
‘Begrijpelijk,’ zei een andere man.
‘Oh shit,’ zei de eigenaresse. ‘Het wordt niks vandaag, hij werkt nooit op zondag.’
Hand in hand, maar verloren, liepen mijn geliefde en ik naar het treinstation. Onderweg werd er geen woord gezegd.