Zoeken
Tokyo Expatwife #14: Sento
Mick Johan is auteur van Totemdier Arafat en schrijft over zijn leven als 'expatwife' in Japan. Vandaag het veertiende deel. * Ik heb onlangs de ‘sento’ ontdekt, een Japans badhuis. Diep verscholen in de wirwar van kleine straatjes die Yoyogi Uehara-station omringen zit er eentje: Daikoku-yu. De entree bestaat uit een diepe carport met een golfplaten dak dat een gelig licht doorlaat en waar aan weerszijden wasmachines staan. Een openlucht-wasserette, overdekt weliswaar, maar u begrijpt wat ik bedoel. Boven de linkerrij wasmachines hangen ingelijste foto’s van grote Japanse sterren uit de zestiger en zeventiger jaren aan de balken die het dak ondersteunen. Aan het einde van de carport hangt een gordijn met een Japans teken, zoals je ze bij restaurants hier ook ziet, en ernaast blinkt een neonbord: ‘Open’.

Tokyo Expatwife #14: Sento

Gepubliceerd op 19 juni, 2018 om 00:00

Een vriend van me wees me erop dat dit een sento was waar tatoeages zijn toegestaan. Hij is inmiddels verhuisd maar ging er altijd graag naartoe. Er kwam ook yakuza (Japanse maffia), aldus mijn vriend. Dezelfde avond nog ga ik.

Ik loop door het gordijntje en doe mijn schoeisel in een daarvoor bestemd kastje. De sleutel lever ik in bij een kleine toonbank, omgeven door kickboxposters. De man achter de toonbank geeft me een mandje met een klein handdoekje, een grotere badhanddoek, een armbandje voor de sauna en een klein flesje zeep.

Door een de volgende deur kom ik een ruimte binnen met drie soorten tapijt, een wat verloren en ondefinieerbaar fitnessapparaat en een zeker zestig jaar oude weegschaal. Erboven hangt een flatscreen-tv, het enige object dat verraadt in welke van de afgelopen vier decennia ik me bevind. Op een donkerbruine tuinmeubelset zit een naakte oude man tv te kijken.

Achter de glazen achterwand bevindt zich het badgedeelte. Mannen op lage krukjes wassen zich onder heuphoge douches. Daarachter een enorm bad en een grote mozaïek op de muur van een berglandschap met een hotelletje en een grote jumbojet. Ik lach hardop om het vliegtuig en kleed mij uit. Ik was me even vlug als onhandig op een laag krukje en begeef me naar de sauna. Die ligt naast een andere kamer, die veel wegheeft van een woonkamer. Zoals door het hele gebouw ook hier plaatjes van worstelaars en boxers, schilderijen van mt. Fuji, en een foto van president Reagan en zijn vrouw waar ik niet eens meer van opkijk. Op twee lederen fauteuils slapen twee mannen met een klein handdoekje over hun penis. Het badhuis is een rariteitenkabinet waar een serene rust in huist. De andere bezoekers zijn perfect over de ruimtes verdeeld en niemand zit elkaar in de weg.

Voor ik de sauna betreed is er een kleine ruimte met twee koude baden waar je precies gehurkt in kan zitten. In de sauna is het negentig graden volgens de thermometer, en ik ben er alleen. Het is zo heet dat ademen door mijn neus pijnlijk is. Er is weinig licht. Ik las onlangs een boekje ‘In praise of shadows’, over het belang van duisternis in Japanse architectuur. De auteur vervloekt onder andere het westerse steriele witte licht van hedendaagse toiletten en zwembaden. Licht maakt ruimtes groter, maar donkere hoeken kunnen oneindig worden. Voor die duisternis is eerbiedig plaats gemaakt in deze sauna. Een slordige perfectie. Al gauw barst ik in een ongenadig zweten uit.

Na een tijdje in de sauna dompel ik mezelf onder in het koude badje. Ik tintel aan alle kanten. Het bad staat onder stroom. Mijn vingers trekken samen. Als ik beweeg schieten er kleine krampjes in mijn buikspieren, mijn kuiten en onderarmen. Gefascineerd blijf ik in het bad zitten. Elke beweging geeft een nieuwe golf van kleine speldenprikjes. Deze baden heten Denkiburo (Elektrische Baden, verrassing) en zijn een typisch Japans verschijnsel. Een laag voltage zou je van je gespannen schouders af helpen, al is dit nooit wetenschappelijk bewezen. Ik vind het zelf erg rielekst, al blijf ik er misschien iets te lang in zitten want mijn vingers tintelen nog een uur na. Die nacht slaap ik zeldzaam ontspannen en gemakshalve wijd ik dat aan de Denkiburo.

Na twee rondjes sauna en Denkiburo tieg ik naar het grote bad, waar vier man naast elkaar kunnen zitten. Ik laat me zakken in het hete water en ontdek dat elke zitplek vergezeld wordt van een harde straal tussen de schouderbladen. Mijn ogen vallen half dicht en het kost moeite om niet te kwijlen. Dit is een fantastisch bad.

Vanuit het bad kijk ik over de lage douches door de glazen wand naar de tv. Er valt een kind in het water. Voor mijn neus begint een man zich te scheren zoals ik nog nooit gezien heb. Hij haalt het scheermes over zijn gezicht met dezelfde snelheid waarmee Charlie Chaplin wandelt. Ondertussen wordt het kind gered en gereanimeerd. Het scheren en de reanimatie veroorzaken een hypnotiserende, ritmische beeldrijm. Ik vraag me zachtjes af of ik niet een beetje stoned ben geworden van dat elektrische badje. Opeens toont de tv een computeranimatie van het hart en de longen van het meisje, dat proestend en kotsend wakker is geworden. De man heeft inmiddels zijn hele gezicht grofweg negen keer met 100 kilometer per uur geschoren en ziet er niet uit alsof hij er mee op gaat houden. Een oude man stapt over mijn benen heen om naast me te gaan zitten. Zijn lul hangt even zowat op bijt-afstand voor mijn gezicht.

Als ik mijn blik omhoog richt om de man stevig te verzoeken zijn pielemans uit mijn blikveld te slepen, zie ik het vriendelijkste oude mannengezicht ooit. Hij ziet mij, begrijpt de situatie en begint zich buigend te verexcuseren. ‘Ah gomenasai! Gomenasai!’
Daijobu desu,’ zeg ik, het is goed. Het is ook niks om me over op te winden. We glimlachen vriendelijk naar elkaar, en hij gaat naast me zitten. De zich scherende man is klaar met scheren en inspecteert zijn gladde gezicht. Op de tv is het meisje gered en we zien haar inmiddels op schoot bij haar moeder zitten met een mok dampende chocomel.
Happy endo, desu ne.’ De oude man naast me lacht en wijst naar de tv.
So desu ne. Lie desu ne.’ Zeg ik. Hij knikt. Happy end. Zo is het, en dat is mooi.

Auteurs
Auteur: Mick Johan

Mick Johan (1980) is schrijver, kunstenaar en drummer in de band MICH, van wie in 2017 het gelijknamige debuutalbum verscheen. Hij was de helft van kunstenaarsduo Miktor & Molf en de eerste hoofdredacteur van Vice in Nederland. Hij groeide op in Duitsland als zoon van een militair. Totemdier Arafat is zijn debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: