De Selectie: Willemijn Kranendonk
tussen januari en april
ik pas precies onder de vleugels van de opgezette vogel in de gang
de stoomfunctie van mijn strijkijzer maakt hetzelfde geluid als een mens dat uitademt
ik plaats een opgezette eland in het bos om jagers te vangen
er groeit gras op daken van Mac Donalds om het klimaat te redden
we bewegen voorbij onze genitaliën
de plooien die ons gegeven zijn,
de hangende stukken zacht vlees
betekenen niets
er groeit een nieuw gedicht in me, niet schadelijk voor het milieu
ik laat mijn eileiders doorknippen en schrijf op boomloos papier
mijn holtes zijn leeg
wij zijn de moeders van de vrije markt
het evenwicht tussen vraag en aanbod
ons lichaam is een tempel
onder de dekens ruikt de morgen zacht en zonnig en veelbelovend
een gezond hart klopt honderdvijftienduizend keer per dag
we kennen allemaal het geluid van een rits die sluit
het licht kruipt elke dag een stukje verder
de schaduw in
en wij onze veilige huizen
we steken kleine vuurtjes aan en noemen dat gezellig
we komen loom de dag door
het wordt in één dag lente
mei
ik heb de cd met vogelgeluiden aangezet
lichtgroene blaadjes aan de boomtakken geplakt terwijl de zon opkwam
ik heb roze confetti in de straten rond het park gestrooid
en wacht nu op de in linnen gehulde mensen
brandweermannen eten leunend tegen de wagen
een ijsje en vertellen elkaar waar ze naartoe gaan op vakantie
rond hun benen draalt een rode kat die genaamd Sorbet
ik sta met rode wangen om de hoek naar ze te kijken
en denk aan hoe ik over een paar weken verse bloemen aan takjes hang
’s avonds lig ik in bed met de ventilator aan
het zoemende geluid overstemt de nachtwandelaars
die uitbundig praten want warmte maakt ze verliefd
morgen zijn er platgedrukte bosjes in de vorm van een lichaam
Huid
De ventilator blaast koele lucht over mijn naakte lichaam,
langs mijn haar en nek, via mijn borsten en benen
naar mijn voeten en terug.
Er loopt een zwerver door Arnhem
die ik dagelijks tegenkom.
Op zijn broek zit een rode vlek.
Op straat zag ik iemand met een bloedneus,
het bloed droop een put de diepte in.
Mijn moeder stond boven aan een berg,
ze keek het dal in, wind waaide door onze haren.
Ze zei: Het leven is zinloos,
maar de bergen zijn mooi.
Ik open mijn ogen, de haartjes op mijn armen
en benen staan overeind, mijn tepels
zijn stijf geworden.
Willemijn (1994) studeert Creative Writing aan ArtEZ en stond vorig jaar in de finale van Write Now!. Ze schrijft korte verhalen en poëzie. Ze publiceerde onder andere op De Optimist en in Tijdschrift Absint, is redacteur bij Perdu en trad op bij verschillende literaire festivals.