Laatbloeier
Over het zien en herkennen van ziekte sprak ik onlangs met een radioloog. Dat zien van ziekte was simpelweg zijn werk. De man sprak gortdroge medische teksten uit. Die over longkanker heb ik verdrongen, als roker. Maar wat ik nog goed weet is dat zijn werk hem geen moer meer interesseerde. Hij zei: ‘Ik maak tachtig diagnoses per dag, al dertig jaar lang.’
Ik kon me wat voorstellen bij zijn verveling en om hem op te vrolijken zei ik: ‘Eigenlijk had je ook helemaal niet hoeven te studeren om te zien of mensen ziek zijn, je moet gewoon om je heen kijken.’
Hard lachend verweet hij me: ‘Jij bent cynisch. Maar eigenlijk heb je gelijk.’
Iets ernstiger zei hij: ‘Leven is een zeer kortetermijnaangelegenheid: ziek word je toch wel, óf je bent al dood voor je ziek wordt. Medicatie kan dat leven soms alleen wat rekken.’
Dát vond ik pas cynisch. Ik vroeg of hij een ander vak ambieerde.
‘Daar lijkt het me te laat voor,’ zei hij.
‘Maar er is toch wel iets wat je mooi lijkt?’
‘Nee.’
Hij sprak niet eens één droom uit. Ik vond het betreurenswaardig en ook cynisch, maar ik vroeg niet door. Ik zweeg. Je moet een dokter niet te vaak de waarheid willen vertellen op één dag. Net als een patiënt moet je de dokters zonder dromen in hun waan laten.