Zoeken
Pop en literatuur (19): Nana Grizol en Allen Ginsberg
Iedere dinsdag zoekt auteur Cor de Jong de connectie tussen popmuziek en literatuur. Vandaag deel 19, over Nana Grizol en Allen Ginsberg.

Pop en literatuur (19): Nana Grizol en Allen Ginsberg

Gepubliceerd op 10 juli, 2018 om 00:00, aangepast op 23 juli, 2019 om 00:00

De aanstekelijke indie-folk van Nana Grizol kan het grote publiek nog niet bekoren. Hun debuut, Love It Love It (2008) is toch een erg lekker plaatje. Hoewel Ruth (2010) het wat mij betreft bij lange na niet haalt bij zijn voorganger, bevat ook dit album toch enkele nummers die zeer de moeite waard zijn. Bijvoorbeeld ‘For Things That Haven’t Come Yet’. Het nummer begint met een citaat van Allen Ginsberg.

 

 

Nana Grizol – For Things That Haven’t Come Yet

 

 

I saw the best minds of my generation passed out in their prime,
Waiting on a suitable time for waking up.
I must have looked in your eyes about two thousand times but I never saw a sign,
No, Nothing to say "this was a time for giving up..."

And if you somehow still believe in love,
Try not to let it hurt so bad
Don't you know that you always had everything that you need?
If there was something in the stars above
Besides our sentiments and masses of gasses,
I would swear that it still hadn't shown itself to me,
But why should it?

I had a dream about parking lots and shopping malls and lies.
The only words anyone could muster were just
"Goodbye, goodbye, goodbye"
And ain't I ashamed, ain't I ashamed to engage in these infantile notions of pain?
When we wake up, it's always the same,
Still I hope everything is okay...

I took a walk in your shoes, you know that I got the blues
Thinking about how there's this wall,
It makes climbers of us all 'til we eventually fall
And so you talk about your ideals like they're not how you feel,
Like they're a dream you hold inside, an old plan left unrealized
Until the day that it died.

Well, if you're waiting on the world to change,
Don't waste your precious heart,
Oh, I know that you are too smart to think that it will.
That sure is one way to live
But one day something has got to give,
And if you're not ready,
You sure to fancy yourself lonesome still.

So don't cry so hard for things that haven't come yet,
Don't live your life like it's already gone,
And don't listen to closely to nobody just trying to make themselves feel better with some song.

Allen Ginsberg – Howl

 

 

I saw the best minds of my generation destroyed by madness,

     starving hysterical naked,

dragging themselves through the negro streets at dawn looking

     for an angry fix,

angelheaded hipsters burning for the ancient heavenly

     connection to the starry dynamo in the machinery of night,

who poverty and tatters and hollow-eyed and high sat up smoking

     in the supernatural darkness of cold-water flats floating

     across the tops of cities contemplating jazz,

who bared their brains to Heaven under the El and saw

     Mohammedan angels staggering on tenement roofs

     illuminated,

who passed through universities with radiant cool eyes

     hallucinating Arkansas and Blake-light tragedy among the

     scholars of war,

who were expelled from the academies for crazy & publishing

     obscene odes on the windows of the skull,

who cowered in unshaven rooms in underwear, burning their

     money in wastebaskets and listening to the Terror through

     the wall,

who got busted in their pubic beards returning through Laredo

     with a belt of marijuana for New York,

who ate fire in paint hotels or drank turpentine in Paradise

     Alley, death, or purgatoried their torsos night after night

with dreams, with drugs, with waking nightmares, alcohol and

     cock and endless balls,

incomparable blind streets of shuddering cloud and lightning in

     the mind leaping toward poles of Canada & Paterson,

     illuminating all the motionless world of Time between,

Peyote solidities of halls, backyard green tree cemetery dawns,

     wine drunkenness over the rooftops, storefront boroughs of

     teahead joyride neon blinking traffic light, sun and moon

     and tree vibrations in the roaring winter dusks of Brooklyn,

     […]

 

 

Ginsbergs gedicht bestaat uit drie delen. Het eerste deel, waarvan hierboven het begin is geciteerd, bestaat uit één lange zin. De ‘ik’ heeft de knapste koppen van zijn generatie te gronde zien gaan, vertelt hij. Een van die ‘best minds’ is Carl Solomon, aan wie het gedicht is opgedragen. Ginsberg en Solomon leerden elkaar kennen in een psychiatrische kliniek. Solomon zou later ook schrijven over de tijd die hij in de inrichting doorbracht. Je hoeft dat boek niet gelezen te hebben om te begrijpen waarom Ginsberg schrijft dat zijn generatie ‘destroyed by madness’ is.

Ginsberg en Solomon worden beiden wel gerekend tot de Beatgeneratie, samen met bekende schrijvers als Jack Kerouac en William S. Burroughs. Dat is kennelijk de generatie waar het hier over gaat. Er volgen tal van bijvoeglijke bijzinnen, die steeds beginnen  met ‘who’. In de beschrijving van de mensen die hij bedoelt komt naar voren dat het stuk voor stuk outcasts zijn, buitenbeentjes, hipsters, mensen van de straat, junks, berooide dichters. Ginsberg rijgt ze aaneen in een lange litanie. Het gedicht doet zijn naam eer aan: het is inderdaad een lange brul, alsof we luisteren naar een huilende wolf.

De aanhef ‘I saw’ kan suggereren dat de ‘ik’ optreedt als ooggetuige óf dat het een visioen betreft. Het lijkt het eerste te zijn, want Ginsberg beschrijft voor een belangrijk deel dingen die daadwerkelijk gebeurd zijn. In sommige beschrijvingen zijn zelfs generatiegenoten van hem te herkennen, bijvoorbeeld de eerdergenoemde Carl Solomon. De vraag die zich opdringt is of het gedicht gelezen moet worden als een manifest voor de Beatniks of eerder als een bittere aanklacht tegen de heersende orde waar deze outcasts buiten vallen. Of misschien is het zelfs beide.

Het gedicht – althans de beginregels – zijn vaak geciteerd en geparodieerd. Theo Hilton, zanger en tekstschrijver van Nana Grizol is dus bepaald niet de eerste die zich er aan waagt. Zijn variant wijkt al snel af van de originele tekst. De ‘best minds’ van zijn generatie zijn niet vernietigd door gekte, maar liggen voor Pampus in de bloei van hun leven. De volgende regel wijkt af van de tekst zoals die afgedrukt staat op het album (en hierboven). Hij zingt ‘Because they were waiting on a suitable time for waking up’. Kennelijk is deze generatie (waartoe Hilton ook zichzelf lijkt te rekenen) wat minder idealistisch, wat minder actief ook, dan de generatie waar Ginsberg over schreef: deze ‘best minds’ hebben geen geloof in idealen, maar ook niet in de liefde (‘And if you somehow still believe in love,/ Try not to let it hurt so bad’), in God (‘If there was something in the stars above/ Besides our sentiments and masses of gasses,/ I would swear that it still hadn't shown itself to me,/ But why should it?’), in dromen of in plannen.

Toch eindigt het nummer aanzienlijk optimistischer. In de laatste coupletten draait Hilton alles namelijk om: de wereld gaat heus niet veranderen, maar dat is geen reden om te sippen:  ‘Don’t cry so hard for things that haven’t come yet’. Dat zijn opbeurende woorden, net als de oproep om je leven niet te leven alsof het al voorbij is. Tot slot relativeert de zanger zich helemaal weg door te zeggen dat je maar niet te veel moet luisteren naar iemand die alleen maar probeert zich wat beter te voelen door een liedje te zingen. En daar heeft-ie best een punt.

Auteurs
Auteur: Cor de Jong

Cor de Jong (1978) is schr?ver, leraar Nederlands en studiebegeleider b? de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam. H? publiceerde al meerdere korte verhalen. De aanname is z?n debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: