Zoeken
Tokyo Expatwife #16: Plottwist
Een tijdje geleden zat ik me af te vragen of ik nog een stukje zou schrijven vanuit Nederland, als we daar op vakantie zouden zijn. Vorig jaar heb ik dat niet gedaan, we waren immers pas net vertrokken uit het thuisland toen we er weer terugkwamen.

Tokyo Expatwife #16: Plottwist

Gepubliceerd op 24 juli, 2018 om 00:00

Inmiddels is het een jaar geleden dat we voor het eerst in Tokio waren. We zitten een jaar dieper in Japan, een jaar verder verwijderd van Nederland. Misschien zou het nu anders voelen. Ik hoopte op verse ogen op Nederland. Ogen die iets voor het eerst zien kijken aandachtiger. Ze zien meer.

 Ik zat op de fiets door Shibuya terwijl ik dit dacht, waar ik haast dagelijks reed, en elke dag weer rechtstreeks in mijn hart werd geraakt door de schoonheid van hoe de enorme wolkenkrabbers in aanbouw langzaam opdoemen boven de oude huisjes en smalle straatjes. In Tokio waren mijn ogen nog altijd verser dan ooit, en niets wees erop dat dat snel zou veranderen. Een stad als een kuuroord voor de blik, die me misschien wel voor altijd zou blijven verrassen.

 

Maar goed, het was geen prangende kwestie, want het zou nog een maand duren voordat we op vakantie naar Nederland gingen, en er zouden nog genoeg stukjes te schrijven zijn vanuit Tokio zelf. Dacht ik.

Ik zat er vreselijk naast. Een week later zaten we in het vliegtuig naar Nederland en was ons Tokio-avontuur van de ene op de andere dag voorbij. 

Een neef van mijn vrouw, met wie ze was opgegroeid alsof het haar broer was, was plotseling dood. Iedereen hield van Stevie, als je bij hem was kon je lachen, écht lachen. Het was een gemene en oneerlijke dood, die ons eraan herinnert hoe willekeurig de eeuwige stilte het leven op deze planeet kotst, en even lukraak weer opvreet.

Er was een gat in de familie geslagen en we moesten bij hen zijn. We boekten tickets en konden drie dagen later vliegen. In plaats van vier weken zou ik met de kinderen bijna zeven weken in Nederland zijn. Mijn meisje zou nog een keer extra heen en weer moeten vliegen voor haar werk.

 

Een dag voor we vlogen zaten we met het hele gezin bij een arts in een ziekenhuis voor de uitslag van een test betreffende een knobbeltje in de oksel van mijn vrouw.

‘The tumor in your armpit is breast cancer’, zei de arts. Ik hoorde de woorden en herhaalde ze in mijn hoofd voor de zekerheid, want ze klonken te licht voor hun betekenis. Mijn meisje verstijfde. Ik pakte haar beet. De woorden dansten licht door de ruimte en verdwenen zoals alle andere woorden, maar ik kende hun ware gewicht. Ik wou dat de woorden me knockout sloegen, dat ze vergezeld werden van dramatische muziek en een even zo dramatisch inzoomen op het gezicht van de dokter. Er zou een andere taal voor dit soort woorden moeten komen, die hun gewicht eer aandoet. Deze woorden hadden geen idee wat ze aanrichtten. Ze dansten ons leven zoals het was volledig naar de klote, en verdwenen in het nare tl-licht van het St. Luke Hospital in Tokio.

Het was geen optie om de behandeling in Japan te ondergaan. We hadden onze familie en vrienden nodig, en we wilden de dokters kunnen verstaan. Verbouwereerd zaten we in de metro naar huis. We moesten nog inpakken. Een halte eerder stapten we uit om afscheid te kunnen nemen van Toshi, een vriendin met wie ik in de band zit. Het besef daalde langzaam maar zeker in. We huilden, alsof we deze week niet genoeg hadden gehuild. De kinderen hingen als bange vraagtekens aan onze armen.

We aten een laatste heerlijke ramen, maar mijn liefde kreeg geen hap door haar keel. Zij wist dat ze ziek was, maar niet hoe ziek. Misschien zat de kanker al in haar keel. Ineens was alles onzeker.

In een waas pakten we onze koffers in die avond. De wekker maakte vroeg in de ochtend een einde aan onrustig gewoel. Vanuit de badkamer, met een fraai uitzicht over Tokio, zagen we de zon voor het laatst opkomen over de stad. Het was prachtig, alsof ze wist dat het onze laatste dageraad in Japan was. Ik hield mijn meisje vast, haar gezicht kleurde feloranje in het ochtendlicht. Ik werd me voor het eerst in mijn leven bewust van haar sterfelijkheid.

Het was een rare vlucht. We keken films en dachten aan de kanker die mijn meisje opvrat, aan onze ouders en wanneer we het ze zouden vertellen, aan Stevie die er zomaar niet meer was, en aan ons huis dat we achter hadden gelaten en waar we nooit meer thuis zouden komen.

 

Inmiddels zijn we twee weken verder. We weten dat de kanker niet is uitgezaaid en dat is fijn. We weten nog niet wat de behandeling gaat worden, en mijn meisje houdt zich sterk. De uitvaart van Stevie was precies zoals hij gewild zou hebben, en het is goed om onder familie en vrienden te zijn. De kinderen kunnen gelukkig weer naar hun oude school. Ik schrijf een stukje vanuit Nederland, maar we zijn niet op vakantie. Aan Tokio is voor ons een abrupt einde gekomen. Zo kan het blijkbaar lopen.

 

Sinds we hier zijn voel ik soms fantoom-aardbevinkjes. De aardbevingen in Japan (gemiddeld drie per dag) voelden voor mij altijd als een bevestiging van het feit dat je op een knotsgek stuk woest kolkende aarde drijft. Toen ik er eenmaal aan gewend was geraakt ging er iets geruststellends vanuit. Nu is alles anders, en fantoom-aardbevinkjes stellen niet gerust.

Auteurs
Auteur: Mick Johan

Mick Johan (1980) is schrijver, kunstenaar en drummer in de band MICH, van wie in 2017 het gelijknamige debuutalbum verscheen. Hij was de helft van kunstenaarsduo Miktor & Molf en de eerste hoofdredacteur van Vice in Nederland. Hij groeide op in Duitsland als zoon van een militair. Totemdier Arafat is zijn debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: