Pop en literatuur (24): David Bowie en George Orwell
Toen David Bowie in 1973 zijn stage-persona Ziggy Stardust afzwoer tijdens het legendarische afscheidsconcert in The Hammersmith Odeon en daarmee een eind maakte aan de meest legendarische Glamrock-act van de jaren ’70, had hij bepaald geen nauw omlijnd idee over zijn toekomst. Eerst nam hij in Frankrijk een album op met covers van artiesten die hij bewonderde, onder de titel ‘Pin-ups’. Op de hoes is hij nog steeds te bewonderen met de beroemde Stardust-look.
Kort daarna begon Bowie plannen te ontwikkelen voor een rockmusical over Nineteen Eighty-Four van George Orwell. Hij had hiervoor zelfs al enkele nummers opgenomen toen duidelijk werd dat de erven van Orwell niet bereid waren de rechten op het werk vrij te geven. Intussen reïncarneerde Bowie eind 1973 nog één keertje als Ziggy Stardust tijdens de 1980 Floor Show (inderdaad, een knipoog naar 1984), om daarna zijn plannen om te gooien en te beginnen aan een nieuw concept-album over een post-apocalyptische wereld waarin ‘Diamond Dogs’ de dienst uitmaken en waarin hij zelf de rol speelt van Halloween Jack (‘a real cool cat’).
Het klinkt in de oren als een soort Ziggy Stardust 2.0 en dat is het eerlijk gezegd ook wel. Het verhaal, de hoes (Bowie nog altijd met het legendarische kapsel), de uitdossingen, de vette glamrock (een nummer als ´Rebel Rebel´ had niet misstaan op Ziggy Stardust): voor een kameleon als Bowie is het vrij statisch. Toch is er verandering op til. ‘Sweet Thing/ Candidate’ is bijvoorbeeld een gedragen en enigszins plechtstatig muziekstuk waarbij Bowie voor het eerst gebruikmaakt van de cut-uptechniek van William Burroughs. Op andere nummers is de invloed van de soulmuziek hoorbaar; de eerste tekenen van een nieuwe fase in Bowies carrière: de plastic soul.
Het album Diamond Dogs is zo bezien een merkwaardig allegaartje. Als conceptalbum komt het niet erg uit de verf, ook omdat Bowies eigen apocalyptische visoenen en de dystopie van Orwells Nineteen Eighty-Four door elkaar lopen. Op de B-zijde van het album staan minstens drie nummers die duidelijk overblijfselen zijn van de nooit gerealiseerde musical over het boek. Het duidelijkst geldt dat natuurlijk voor het nummer ‘1984’.
David Bowie - 1984
Someday they won't let you, now you must agree |
In het boek van Orwell is Engeland samen met de Verenigde Staten opgegaan in Oceanië, een totalitaire staat, waar partijleider Big Brother de dienst uitmaakt. Van deze Big Brother is onduidelijk of hij daadwerkelijk betstaat, al is zijn beeltenis alomtegenwoordig: overal staren zijn ogen je aan. Big Brother is watching you! Elke vorm van persoonlijke vrijheid is de mens ontnomen: de overheid heeft totale controle over haar burgers en het is onmogelijk om aan haar aandacht te ontsnappen. Eventueel verzet wordt door de Thought Police de kop ingedrukt. De hoofdpersoon, Winston Smith, ambtenaar bij het ministerie van waarheid (dat als voornaamste doel heeft leugens te fabriceren en de waarheid te verhullen) komt in verzet tegen het systeem. Dat verzet begint met het bijhouden van een dagboek, maar later begint hij ook een buitenechtelijke relatie met Julia.
Van de B-zijde van Diamond Dogs is ‘Rock ’n Roll with me’ nog een op zichzelf staand nummer dat eventueel ook los van het boek begrepen kan worden. De titel (en daarmee ook het refrein) van ‘We are the dead’ verwijst naar een zin die in het boek op drie verschillende plaatsen gebruikt wordt. De eerste keer als vaststelling van Winston tegenover Julia. Daarna gebruikt O’Brien (door Winston ten onrechte aangezien als leider van het verzet) dezelfde woorden. Tot slot zijn het de laatste woorden die Julia en Winston tegen elkaar zeggen voordat de Thought Police hen arresteert en uit elkaar haalt. Dit nummer draait vooral om de liefde tussen Winston en Julia. Na ‘We are the dead’ komt ‘1984’. Daarna volgt nog het nummer ‘Big Brother’, dat direct overgaat in ‘Chant of the Ever Circling Skeletal Family’.
In het boek is het (naar schatting, want Winston kan het niet met zekerheid zeggen – de werkelijkheid is immers een zorgvuldig geconstrueerde falsificatie) 1984. In de tijd dat Bowie zijn nummer schreef was dat nog een jaartal in de toekomst. En dat blijkt ook wel uit het nummer. In de eerste regels heeft hij het al over ‘someday’, waarmee hij naar de toekomst verwijst. Met ‘The times they are a-telling’ refereert hij aan Bob Dylans ‘The times they are a-changing’. Maar het optimisme van Dylan is hier ver te zoeken: ‘the changing isn’t free’. Het tweede couplet gaat over indoctrinatie. ‘We shall squeeze you empty, and then we shall fill you with ourselves’, krijgt Winston te horen in het boek. Bowies woorden lijken daar een echo van. Ook hier hanteert Bowie de toekomende tijd. In de gehele tekst lijkt Bowie vooral een toekomstbeeld te schetsen. Dat toekomstbeeld mondt steeds uit in dezelfde waarschuwing: ‘Beware the savage jaw/ Of 1984’.
Het is een wat bijzondere woordkeuze. Verwijst deze ‘jaw’, deze kaak, naar de kaken van de diamond dogs? In het openingsnummer van het album ging het immers over ‘The Year of the Diamond Dogs’. Is dat het jaar 1984? In elk geval gaat het nummer vooral over de herinnering die door het systeem zorgvuldig wordt vernietigd. De raadselachtige zin over ‘the treason that I knew in '65’ gaat rechtstreeks terug op het boek:
The past was erased, the erasure was forgotten, the lie became truth. Just once in his life he had possessed […] concrete unmistakable evidence of an act of falsification. He had held it between his fingers for as long as thirty seconds. In 1973, it must have been […]. But the really important date was seven or eight years earlier.
In (of rond) 1973 vindt Winston een krantenartikel waaruit blijkt dat de grote tegenstanders van Big Brother, die veroordeeld zijn voor landverraad (en dat ook bekend hebben) op het moment waarop zij volgens hun eigen bekentenis in het buitenland waren, in werkelijkheid in New York (dus in Oceanië) waren. Een en ander speelde zich af in 1965.
Het is de grote angst van Winston: dat de waarheid verloren zal gaan als iedereen iets anders gelooft:
‘Then where does the past exist, if at all?’
‘In records. It is written down.’
‘In records. And - -?’
‘In the mind. In human memories.’
‘In memory. Very well, then. We, the Party, control all records, and we control all memories. Then we control the past, do we not?’
‘But how can you stop people remembering things?’ cried Winston […] ‘It is involuntary. It is outside oneself. How can you control memory? You have not controlled mine!’
Hij krijgt ongelijk. Aan het einde van het boek is Winston volledig gehersenspoeld: ‘He loved Big Brother’. Zo eindigt Bowie eveneens. Het nummer ‘Big Brother/ Chant of the Ever Circling Skeletal Family’, dat volgt op ‘1984’ is een lofzang op Big Brother:
Someone to claim us, someone to follow
Someone to shame us, some brave Apollo
Someone to fool us, someone like you
We want you Big Brother, Big Brother