Het werd donker. We praatten over alles wat we nog niet van elkaar wisten
De een na de andere enthousiaste reactie volgde. Ik schreef terug: ‘Precies! Geweldig, hè?’ Of: ‘Inderdaad super-superblij!’ En: ‘Het werd tijd, ja!’ De telefoon zweeg. Ik staarde de leegte weer in. De muren waren wit. De radiatoren opgehangen. De bamboevloer gelegd. Hier had ik dus al die tijd naartoe gewerkt? Dit huis was nu kennelijk af?
'Het is daar een gigantische rotzooi', had ik tegen ex gehuild, 'moet ik van jou tussen de cementmolens slapen?' 'Cementmolens?' 'Ja, cementmolens!' Ik zag zelfs geen propje meer op de vensterbanken. Er was helemaal niets wat me nog belette om hier ten minste vast een bed neer te zetten.
Ik appte de mensen ook maar een foto van de groeiende berg puin in de achtertuin. De top piepte al boven de schutting uit. Ik had evenveel gevoel voor het puin als voor de nieuwe keuken. Misschien nog iets meer voor het puin. Omdat ik dat al wat langer kende. 'Je moet een huis ook leren kénnen', had een vriendin gisteren gezegd, 'net als een mens.' Dat was zo.
'Ik had evenveel gevoel voor het puin als voor de nieuwe keuken. Misschien nog iets meer voor het puin. Omdat ik dat al wat langer kende'
Kartonnen bekers
Voorzichtig opende ik een keukenkastje en zag de pakken koek liggen, naast de doos suikerklontjes en de kartonnen bekertjes. En toen ik de koelkastdeur opendeed, lag daar ook de zak met appels al die ik voor de werkmannen had gekocht. In het gootsteenkastje: schuursponsjes. De tranen sprongen ervan in mijn ogen.
En daar was M. Hoe hij zomaar binnen had kunnen komen, begreep ik niet. Hij stond er gewoon ineens. Vlak naast me. Met zijn rugtas. 'Leuke keuken!' zei hij. 'Cool, hè? Zullen we hier gaan?' Hij had een fles wijn meegenomen, en een zak heartbreakers. Ik keek van M, naar mezelf, naar de kamer en pakte twee bekers uit de kast.
Even later zaten we op mijn nieuwe bamboevloer, zij aan zij, met onze ruggen tegen de pas gewitte muur. We dronken wijn uit kartonnen bekers. We aten heartbreakers. Het werd donker. We praatten over alles wat we nog niet van elkaar wisten. Tot er op de voordeur werd geklopt.
'O, jíj bent het!' zei mijn nieuwe buurvrouw. 'Dan is het goed.' 'Ja?' 'Ik hoorde stemmen', zei ze. 'En ik zag geen licht. Ik dacht ik ga even kijken. Voor hetzelfde geld zitten er een paar krakers binnen.'
Deze column is eerder gepubliceerd in Trouw. Elkes roman heet Ik nog wel van jou. Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.