Berichten uit de Biotoop: Koningin
Vanaf de houten tuinbank waarop ik sta, heb ik uitzicht op de grote groep kinderen. De meesten lijken me tussen de acht en tien jaar. Een paar lange slungels moeten ouder zijn. En de kleintjes, aan de hand van een ouder broertje of zusje, zijn duidelijk jonger. Tussen al die kinderen staat een meisje met bijzonder korte armen, het lijkt bijna alsof haar handen als vleugels uit haar schouders groeien. Ik wend mijn blik af en hoop dat ze niet heeft gemerkt dat ik schrok. Ik bloos. Hoe moet dat arme kind nou meedoen aan de vakantieweek vol workshops? Ik kijk weer, ja hoor, ik zag het goed. Dat meisje kan toch nooit boogschieten, koken of knutselen?
Naast me staat Lenze Hofstee, de oprichter van Carex, onze huisvester. Lenze en ik zijn gevraagd om de BioTop-vakantieweek te openen, Lenze omdat hij De Biotoop mogelijk heeft gemaakt en ik omdat ik over De Biotoop schrijf. We mogen vooral niet te lang praten, want de kinderen willen beginnen.
‘Hierbij verklaar ik de BioTop-vakantieweek voor geopend!’ roep ik en een klein jongetje knipt het lichtblauwe lint door.
’s Middags loop ik over het terrein. De zon brandt in mijn nek. Op het Noorderveld staat een enorme koeiendrinkbak gevuld met water. Kinderen hangen over de rand en vullen waterpistooltjes. Aan de picknicktafel schminken jongens en meisjes elkaar met oorlogsstrepen en camouflagevlekken. Het gaat er bloedserieus aan toe. Uit de bosjes stappen een paar jongens met bladertakjes in hun haar. Ik vraag of ze krijgers zijn. Ze knikken en tonen trots hun speren, pijlen en bogen die ze zelf hebben gemaakt.
‘We hebben ook een clubhuis,’ zegt er eentje. ‘Daar vergaderen we over de aanval.’ Als ik beloof dat ik niet zal verraden waar het is, mag ik het zien. Boven de ingang hangen vlechtwerkjes van bamboebladeren. ‘Dat zijn dromenvangers,’ vertellen ze. ‘Die hebben we gemaakt voor de gezelligheid.’
In vleugel B vind ik Alette met het Biolab. Een manshoge rol papier bedekt horizontaal een van de muren. Kinderen staan eronder op een werkbank en tekenen enorme insecten. Ik herken een gaasvlinder, een mug, spin en een vlo die met fel licht worden geprojecteerd vanaf de andere kant van het lokaal.
Op een tegenoverliggende werkbank staat een rijtje microscopen. Kinderen zoeken in doosjes naar de mooiste dode vliegjes, mieren, motten en torren en zuigen slootwater uit petrischaaltjes met een pipet. Ze turen door de microscopen en ik zie dat ze zich vergapen aan minuscule eitjes die zijn afgezet aan de takjes van een waterplantje, of de schubben op een haar, onzichtbaar met het blote oog. Of ik ook wil kijken naar een piepklein waterwurmpje? Ze grinniken tevreden als ik achteruit deins voor het driftig bewegende slangenbeest.
Kinderen zoeken in doosjes naar de mooiste dode vliegjes, mieren, motten en torren en zuigen slootwater uit petrischaaltjes met een pipet
Ik hoor dat er een workshop is waar dozen met toekomstplannen worden gemaakt, en dat je aansluitend toekomstmuziek mag componeren in de studio bij een van de muzikanten. Kinderen koken in het restaurant en er zijn mensen bezig met een film. Ook wordt er gewerkt aan een toneelstuk. Ik ga naar de oefenruimte en begrijp dat de kinderen het toneelstuk en de tekst zelf verzinnen. Een regisseuse stuurt bij en reikt soms ideeën aan. Ik val midden in de generale repetitie. Op de troon zit het meisje met de korte armen, ze speelt met de kralen van de ketting om haar hals. Ze kijkt nuffig over de glazen van haar bril die op het puntje van haar neus staat. Ze zakt verveeld onderuit en zwaait haar hooggehakte voeten op een bijzettafeltje. Naast haar is een lakei bezig met een plumeau.
‘Zeg, als jij nou eens een flinke doos bonbons gaat halen,’ zegt ze. De lakei stopt met afstoffen en springt in de houding, hij wil al wegrennen.
'Het meisje met de korte armen zakt verveeld onderuit en zwaait haar hooggehakte voeten op een bijzettafeltje. Naast haar is een lakei bezig met een plumeau'
‘Ho ho, niet zo snel. Heb ik gezegd dat je weg kon?’ Haar stem klinkt kil. Treiterig langzaam laat de koningin de ketting door haar vingers gaan alsof ze elke kraal apart bestudeert. Dan kijkt ze op, haar blik priemt. ‘Ik wil dat je deze keer handgemaakte bonbons haalt van een échte hofleverancier. Ik neem geen genoegen meer met die rommel van de supermarkt, alleen maar omdat jij dat makkelijk vindt, lekker dichtbij. Dacht je dat ik niet wist dat je stiekem langs de supermarkt gaat als ik je opdraag naar de beste banketbakker te gaan?’
Mijn blik is vastgezogen aan het meisje, zo overtuigend en natuurlijk heb ik zelden een kind zien spelen en ik heb toch best wat ervaring met verschillende jeugdtheaters. Ik blijf de hele generale repetitie, eigenlijk alleen om te zien hoe de koningin acteert. Het mooiste vind ik dat dit meisje een beeld neerzet van hoe zij denkt dat een koningin is: verwend, verveeld, hooghartig en onverzadigbaar. Ze wil alles hebben wat zeldzaam is, en als ze het heeft is de lol er af. Haar enige pleziertjes put ze uit machtsmisbruik. Met de tekst op het toneel heeft dit meisje geen enkele moeite, de regisseuse heeft ze niet nodig, de ene na de andere archaïsche volzin komt uit haar mond en ze improviseert aan een stuk door, volledig in haar rol. Weer voel ik mijn wangen kleuren. Ik dacht dat het wel meeviel met mijn vooroordelen.
Zien Horen Zwijgen, de trilogie van Sabine van den Berg, werd genomineerd voor Het beste Groninger boek.
Eerdere afleveringen van De Biotoopfeuilleton staan ook op www.Sabinevandenberg.com.
Tekst & illustratie: Sabine van den Berg