Politie Hond Albert
#3. Politie Hond Albert
De naderende chemo hing de afgelopen week als een dreigende, almaar dikker wordende mist over de dagen. Ik was boos, niks lukte en er gebeurde de hele tijd vanalles. Een kinderfiets werd niet bezorgd. Een stofzuiger ging kapot. Een mooie, jonge vrouw millimeterde alvast haar haar.
Ik had mezelf voorgehouden dat een normaal bestaan mogelijk is als je levensgezel kanker heeft. Dat het wel meevalt allemaal als je eenmaal weet dat ze genezen kan. Dat was dom. Ik ervaarde een zwelgende woede om de dingen die er niet van kwamen. Ik begrijp nu waarom mensen ‘kankeronhandig’ zeggen. Een tumor is fysiek, maar lijkt zich ook een weg te vreten in je tijd. Ik maakte ruzie met mijn vrouw. Ze wees me er terecht op dat zìj degene was die de kanker had gekregen. Dat is pas kankeronhandig. Mijn boosheid zakte en ik voelde me een egocentrische aansteller.
Ik had mezelf voorgehouden dat een normaal bestaan mogelijk is als je levensgezel kanker heeft. Dat was dom.
In de lift dacht ik dat er vast iets aan de muur op de chemo-afdeling zou hangen om over te schrijven. Ik had gehoopt dat zich een passend kunstwerk zou aandienen deze week, maar ik kwam nergens en de wijsheid van een leraar op de kunstacademie sloeg me weer eens koud in het gezicht: 'Hoop is een verlangen zonder energie.' Toen mijn meisje haar stoel toegewezen kreeg zakte de moed me in de schoenen. Naast haar hing een tekening die onbestemd zweefde tussen een adventskalender en aboriginal art, met een rood krokodillenhuidjes-effect op de achtergrond. Ik dacht aan de Xenos.
De afdeling oogde minder huiselijk dan die in Utrecht, waar mijn moeder haar chemo kreeg. Er was plek voor ongeveer 10 mensen langs het raam en een achterwand. Het rook er niet naar zieke mensen. De zetels waren comfortabel en er hingen gordijnen om je mee af te zonderen. Buiten was de lucht grijs en zonder tekening. We keken van zes hoog uit op de stad maar er viel niets speciaals te zien. Alsof het grijs al het leven uit de stad gezogen had.
Ik maakte een foto van mijn meisje en ze trok een gek gezicht terwijl de ziekmakende substantie tergend langzaam via een infuus haar lichaam in druppelde. We lachten. Ik hou zo veel van haar.
We wachtten geduldig tot de zakken waren uitgedruppeld. Zij installeerde Spotify en las een boek. Ik dacht aan onze tijd in Oost, waar we lang gewoond hebben.Onze dochter is ook in het OLVG geboren. Mijn zoon verloor zijn eerste stuk tand in het Oosterpark. Ik skateboardde er vroeger ook veel. Ik dacht aan de vogels, de zatlappen, Politie Hond Albert.
Er staat een merkwaardig gedenkteken in het Oosterpark. ‘Politie Hond Albert’ staat erop, met een spatie teveel. Daar waar vroeger altijd de bierdrinkers en de junkies hingen staat hij in het gras. Het verloren monument voor een heldhaftige hond.
Het is een ontroerend verhaal. Politiehond Albert (1916-1923) was de Tervuerense Herder van agent Water. Hij trainde zijn blaffende vriend waar het beeld staat, en de hond hielp diverse zaken op te lossen, met als hoogtepunt een roofmoord in Sint Oedenrode. Dankzij Albert werd in 1921 de hondenbrigade opgericht. Het was een lieverd, Politiehond Albert. Toen zijn baasje een tijd in het ziekenhuis belandde, miste Politiehond Albert hem vreselijk. Hij kauwde op zijn zakdoek. Dat werd de viervoeter fataal; hij stikte in de snotdoek. Hij stikte in het liefdesverdriet. Het schijnt dat Politiehond Albert ook in het Oosterpark is begraven, maar niemand weet waar.
Ik moest ernaartoe. Ik vertelde mijn liefste over Politie Hond Albert en vroeg of ze het goed vond als ik even naar het park ging. Ze schudde haar hoofd en zei ja. Ze kent me. Ik rende het ziekenhuis uit naar Politie Hond Albert, om zo snel mogelijk terug te kunnen zijn. Onderweg dacht ik: ‘Wie laat zijn vrouw nou alleen bij de allereerste chemotherapie?’
Ik vond het ineens groots dat iemand hier honderd jaar geleden een monument voor een hond heeft opgericht.
Hij stond er nog. Ik besefte dat Appie hier precies honderd jaar geleden met zijn baasje trainde. Ik vond het ineens groots dat iemand hier honderd jaar geleden een monument voor een hond heeft opgericht. Ik wou dat ik bloemen had om neer te leggen. In plaats daarvan had er een hondje op Politie Hond Albert gepist.
Ik dacht aan Hachiko, een standbeeld voor een hond bij Shibuya station. Toen zijn baasje stierf kwam Hachiko negen jaar lang steevast op dezelfde tijd naar het station om te wachten op zijn baasje. De hond werd een Japanse legende, een symbool voor familie-loyaliteit.
Uit een drinkfonteintje spoot een ondrinkbaar hoge straal water. Het laatste restje herfst klampte zich vast aan de bomen. Ik rende terug naar het ziekenhuis.
Mijn meisje wilde na de chemo nog een rondje door het park lopen. Bij de kapper in het ziekenhuis kocht ze een spulletje voor haar hoofdhuid. Er hingen allerlei pruiken. In het park liepen we langs Politie Hond Albert. Ze vond het een zielig verhaal.
In de auto naar huis zwegen we vooral. Het is begonnen.
POLITIE HOND ALBERT, 1923
Kunstenaar onbekend
Oosterpark