Pop & Literatuur (40): The Decemberists en Keith Waterhouse
We blijven nog even hangen bij 'The Angry Young Men'. Vorige keer was Alan Sillitoe aan de beurt, wiens verhaal ‘The Loneliness of the Long Distance Runner’ inspiratie vormde voor verschillende artiesten. Maar Sillitoe is niet de enige vertegenwoordiger van deze generatie aan wie de popmuziek schatplichtig is. The Kinks noemen in ‘Where Are They Now’ een heel rijtje namen van Angry Young Men: ‘Where have all the angry young men gone?/ Barstow and Osborne, Waterhouse and Sillitoe/ Where on earth did they all go?’
Look Back in Anger, het toneelstuk van John Osborne uit 1956 waaraan de Angry Young Men hun naam ontlenen, is tevens de titel van een nummer van David Bowie. Het nummer lijkt tekstueel niet heel veel van doen te hebben met het stuk. In de videoclip knipoogt Bowie wel heel nadrukkelijk naar een andere (toneel)schrijver: Oscar Wilde. In de clip treedt Bowie namelijk op als een schilder, wiens zelfportret hetzelfde blijft, terwijl zijn eigen gezicht uit begint te lopen, alsof het geverfd is. Het roept onvermijdelijk de associatie op met de roman The Picture of Dorian Gray, waarin de hoofdpersoon een portret bezit dat veroudert, terwijl hij zelf juist jong blijft.
Oasis bracht in 1996 het nummer 'Don’t Look Back in Anger’ uit. De broertjes Gallagher gaan doorgaans prat op hun anti-intellectualisme en cultiveren een soort ‘working class’-imago, maar de link met David Bowie en (op zijn minst indirect) het toneelstuk van Osborne valt toch moeilijk te negeren, evenmin als de link met een andere opstandige jongeman, namelijk John Lennon. Het intro van het nummer appelleert muzikaal behoorlijk sterk aan Lennon’s idealistische toekomstvisioen ‘Imagine’, evenals de openingsregels: ‘Slip inside the eye of your mind/ Don't you know you might find/ A better place to play’. De zinsnede ‘So I start a revolution from the bed’ verwijst uiteraard naar de zogenaamde bed-ins die John Lennon en Yoko Ono in 1969 hielden in het Hiltonhotel in Amsterdam en later nogmaals in Montreal. Tegenover de opstandigheid van The Angry Young Men plaatsen Gallagher c.s. het dromerige idealisme van de hippiegeneratie.
Nog een schrijver wiens werk van invloed was op de popmuziek is Keith Waterhouse, die ook al genoemd werd door The Kinks. Vooral zijn roman Billy Liar is invloedrijk gebleken. Het boek gaat over Billy Fisher, een jongen met een levendige fantasie, die bovendien een pathologische leugenaar is. In zijn fantasie leeft hij in het fictieve land Ambrosia, waarhij beurtelings de president, de hoogste generaal of iets anders is, in het dagelijks leven zwalkt hij door Stradhoughton (eveneens fictief trouwens), een grauw provinciestadje, waar hij werkzaam is als assistent bij Shadrack and Duxbury, een begrafenisonderneming.
Het boek beslaat een dag uit het leven van deze kleurrijke figuur: het is bijvoorbeeld de dag waarop zijn werkgever ontdekt dat hij een grote hoeveelheid kalenders (relatiegeschenken) niet heeft verstuurd omdat hij de postzegels heeft gebruikt voor privébrieven. Hij heeft namelijk een Londense komiek, Danny Boon, aangeschreven, met enkele grappige teksten, in de hoop dat Boon hem in dienst zal nemen als tekstschrijver (en ook dit leidt tot allerlei hersenspinsels in zijn fantasierijke brein). Behalve zijn ontslag wacht hem nog meer ellende: de twee meisjes met wie hij verloofd is (Rita en Barbara, a.k.a. The Witch) ontmoeten elkaar en omdat Billy Rita een kettinkje heeft geven van Barbara en ze ook de verlovingsring draagt die hij eerder aan haar gegeven had, heeft hij het nodige uit te leggen. Daarnaast is er nog zijn derde vriendinnetje, Liz, op wie hij wel echt verliefd is en met wie hij Stradhoughton wil ontvluchten om naar Londen te gaan. Ze gaat uiteindelijk niet met hem mee en dat doet hem besluiten om terug naar huis te gaan.
Hoewel het boek van Waterhouse wel wat lichtvoetiger en komischer is dan ‘The Loneliness of the Long Distance Runner’, vertonen de hoofdpersonen de nodige overeenkomsten: beide zijn jong en rebels. Ze hebben beide niet veel op met gezag en zijn niet in hun eerste leugen gestikt. Ze gaan gebukt onder het grauwe bestaan in een middelgroot plaatsje en hebben allebei iets op met vluchten. De tekst van het nummer van Belle & Sebastian dat ik vorige week besprak kan bijna door voor een vrije bewerking van het laatste hoofdstuk van Billy Liar. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat in de verfilming van Billy Liar uit 1963 Tom Courtenay, die een jaar eerder ook al de hoofdrol in de film The Loneliness of the Long Distance Runner kreeg, de rol van Billy speelde.
Billy Liar inspireerde veel popartiesten. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk het nummer ‘William, It Was Really Nothing’ van The Smiths. De titel wordt vaak opgevat als een verwijzing naar de officiële naam van Billy. Het is een kort nummer, met slechts twee coupletten. Het eerste beschrijft de neerslachtigheid van het leven in een eentonig stadje (‘a humdrum town’) en bevat de zinsnede ‘everybody’s got to live their life/ and God knows I’ve got to live mine’ die een zin uit het boek echoot: ‘But father, we all have our lives to lead, you yours and I mine.’ Het tweede couplet bevat enkele regels die verwijzen naar het gedoe met de verlovingsringen in het boek:
How can you stay with a fat girl who’ll say:
‘Would you like to marry me
And if you like you can buy the ring’
She doesn’t care about anything
In slechts twee minuten slaagt het nummer erin de druilerige sfeer van het boek én de cynische humor ervan in muziek te vervatten. Later zouden The Smiths ook de albumtitel Strangeways, Here We Come ontlenen aan Billy Liar, waarin een van de vrienden van Billy op zeker moment roept: ‘Borstal, here we come!’ (Strangeways is de naam van een gevangenis in Manchester).
Een ander voorbeeld is het nummer ‘Billy Liar’ (2003) van The Decemberists.
The Decemberists – Billy Liar
Billy Liar's got his hands in his pockets So the summer is eternity for you? And the mailroom shift gets a real short shrift Let you legs loll on the lino All a-drifting, he's a no-good boyo So he sits and lets the current take him As he drifts to sleep with a moan and a weep Let you legs loll on the lino |
De Billy Liar die in dit nummer verschijnt lijkt maar weinig op de Billy uit het boek. Het eerste couplet beschrijft hem als een voyeur/ exhibitionist en dat is niet gestoeld op de roman. In het tweede couplet lijkt hij zomervakantie te hebben, wat niet strookt met de Billy uit het boek, die iets ouder is en al een baan heeft. Bovendien wordt Billy in het boek door zijn moeder gewekt en niet door zijn vader. De Billy van The Decemberists werkt ook niet bij een begrafenisondernemer maar in een postkamer (wat dan wel weer wonderwel aansluit bij het verhaal van de postzegels).
Ondanks deze in het oog springende verschillen is Billy ook hier een luie ‘no-good boyo’. Die term is grappig genoeg niet ontleend aan Billy Liar, maar aan een personage uit Under Milk Wood van Dylan Thomas: ‘Boyo catches a whalebone corset. It is all he has caught all day.’
De no-good boy over wie het in het nummer gaat is in tegenstelling tot zijn gelijknamige broertje uit het boek helemaal niet bezig met grootse plannen, schrijft geen brieven aan beroemdheden en is niet bezig zich te ontworstelen aan zijn uitzichtloze bestaan. Hij heeft zich verzoend met zijn leven en maakt zich niet druk: ‘he sits and lets the current take him’.