Kikker (Jeroen Blankert)
De lokroep van de Midden-Amerikaanse mannetjeskikkers is in de stad mooier, leuker en complexer dan die van hun soortgenoten die in de bossen wonen. Dat komt doordat het in het bos stiller en daardoor gevaarlijker is. Ze willen graag vouwtjes lokken met hun gekwaak, maar ze moeten voorzichtig zijn. Ook de woudreiger staat op de loer, dus zodra zo'n dier daar een dikke keel opzet en, bij wijze van spreken, hoog van de toren gaat blazen, dan komt direct die smerige roofvogel aangevlogen en die vreet de schreeuwlelijk met huid en haar op. Moet hij ook maar niet zo zitten pochen! Maar in de stad, daar is heel veel herrie. De reiger is misschien stokdoof geworden of kan door de kakofonie niet meer horen of iets nou een kikker, een mompelende oude man of iemand met een schuiftrompet is. Dus die kikker wordt onvoorzichtig. Hij voegt toontjes toe aan zijn lokroep. Riedeltjes en versieringen. Die dameskikkers vinden het te gek. Eindelijk eens iets anders!
Het is net als op platteland. In de dorpen spreekt men meestal monotoon en voorzichtig. 'Hoi' 'Hoi' 'Dus!' 'Seker!' 'Hoi' 'Ja, hoi', en zo gaat dat verder. Mensen houden zich in. Er zijn geen roofvogels die op de loer liggen om de dorpelingen op te vreten, maar er wordt geroddeld. Misschien is het ook genoeg, hoi en dus. Maar dan komt er zo'n figuur uit de stad opdagen, met flamboyante praatjes en een zwierige hoed. En ja, daar vallen ze natuurlijk voor, als kinderen voor de ijscokar. Iedereen wordt ingepakt, er wordt geroddeld, gehuild en er komt heibel van.
Ondertussen maakt die stadskikker het steeds bonter. Totdat de mensen het horen, en denken 'Wat komt daar voor een gezang uit die vijver? Sirenen? Ik vind het eng! laat die die vijver dichtgooien, het park omploegen en bouw er snel een flatgebouw op!' En dan is het ook weer gedaan met die kikker en zijn prachtige liedjes. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg, geldt in ieder geval voor de boskikker in de stad.