Individualisme
Ondertussen was ik geen thuiszorger meer maar verbleef ik in het Vondel CS, als Torenkamergast van radioprogramma Opium, en schreef er de novelle Steak Tartaar, gebaseerd op mijn wandelingen. Sinds die tijd hebben Bennie en ik elkaar niet meer gezien. Aan het eind van onze wandelweek hadden we het ziekenhuis bezocht, waarbij hij op de grond in de behandelkamer was gevallen, en ik erbij had staan kijken zonder iets te doen. De volgende dag wilde hij niet meer met me gaan lunchen. Hij zei: ‘Ik blijf liever thuis.’
Tot twee januari van dit jaar. Hij stuurde me een e-mail met een link naar het radio-interview van Wim Brands met filosoof Awee Prins. Ik vond Prins een ware ontdekking. Hij sprak als een Rotterdamse groentenboer maar bepleitte dat mensen moeten accepteren dat we allemaal broze wezens zijn.
Op mijn verzoek gingen Van Uum en ik ontbijten in het restaurant van Vondel CS. In 2017 lagen er zwetende mensen in het park, nu lag er sneeuw. Even vreesde ik dat onze afspraak niet door zou kunnen gaan wegens het weer, maar hij had een scootmobiel en verzekerde me van zijn aanwezigheid.
Goed ingepakt en met een grote glimlach kwam hij aanrijden. Voor de ingang rookten we twee sigaretten, binnen aten we een uitsmijter. Hij zag er beter uit dan twee jaar geleden. Het was een waar genoegen om hem weer terug te zien. Ik vroeg hoe hij zijn dagen vulden. ‘Veel meer dan lezen is er tegenwoordig niet meer bij.’ We bespraken kort wat privézaken maar het duurde niet lang voordat hij driftig de wereld ter sprake bracht.
Hij zei: ‘Alle mensen zijn zo schrikbarend egocentrisch tegenwoordig.’
Ik meende hem te begrijpen maar vroeg om uitleg.
‘Het individualisme is de grootste ziekte van deze tijd. God is dood, of heeft niet eens bestaan, het gezin is geen hoeksteen meer en overal in Europa steken vreemde sentimenten op ter behoud van de eigen cultuur.’
Ik knikte. Hij ratelde verder.
‘Tegelijkertijd kijkt men met angst en beven naar het massatoerisme, dat juist op die zogenaamde cultuur afkomt. Snap jij dat? En dan heb je nog die horde ongelukkige mensen die op zoek zijn naar zichzelf, ook zo’n wonderlijk fenomeen. “Ik wil weer in mezelf landen,” zei iemand laatst. Het is een walgelijke tijd.’
Ik vond Van Uum even bitter als realistisch. Ik lachte en zei dat hij me deed denken aan filosoof Prins die als een groentenboer sprak. ‘Ja, dat had ik nou, daarom stuurde ik het op, al verwoordt die man alles beter en grappiger. Toch?’
Aangezien ik vermoedde dat we dit individualisme-vraagstuk niet op gingen lossen tijdens het ontbijt, vroeg ik hoe zijn nieuwe hulpen in het huishouden waren.
‘O, allemaal schatten van mensen, sommigen spreken niet of slecht Nederlands, maar dat is ook fijn. Dan hoef je niet te praten. Een zo’n grietje, hoe lief ze ook is, komt altijd op het idee om de radio aan te zetten tegen de stilte. Dat hoeft voor mij niet. Want weet je,’ en hij boog iets naar me toe en zei met fonkelende ogen. ‘Eigenlijk doe ik tegenwoordig niets anders dan stilzitten en mezelf weg proberen te denken. Dat is anti-individualisme.’
Hij lachte zo hard dat ik even bang was dat hij erin ging stikken. We namen afscheid en hij verdween in een bedachtzaam tempo het witte park in.