Gedichten van Jonathan Griffioen en Simone Atangana Bekono
Jonathan Griffioen - bladzijde 56 (geen titel) uit: Gedichten met een mazda 626
een vogel zit op een schaap
naast de brandende kruk en co.
maar in het bos naast de debieltjesmavo
ik was de betweter van de debieltjesmavo
ik was de debieltjesmavo lang verliefd op een meisje
met reuma (ze had geen kraakbeen meer in haar polsen
en voeten, vond het jammer dat haar school overgenomen werd
door cluster 4-debieltjes)
we zaten samen in een gehandicaptenbusje
waar een alfamannetje in mij opborrelde.
ik ging de debieltjesmavo lang
als (een) god vol op het orgel
kwam naast het orgel
ik lag naast het orgel
en begon een verhaal te vertellen
vergeef me het verleden in mijn oren hoor ik túúúuúút
en ik weet dat het mijn werk is ik hoor het als het stil is
túúúuúút en het zwelt aan wat hangt ons boven het hoofd
nadat allah—gedegradeerd tot afvalbak het afval van het
bovenbewuste op heeft gegeten?
Simone Atangana Bekono - Wrijving VI. uit: hoe de eerste vonken zichtbaar waren
VI.
Je mag niets zwarts denken, die afslag niet nemen met je brein
ik denk duizend keer per dag aan zwart en probeer het woord
uit mij te trekken
Mijn geweten zegt dat ik niet na mag denken
negeer alles wat je doet twijfelen
ik denk duizend keer per dag aan zwart
de voetballer uit Guadeloupe houdt van Nederlands eten
hij zegt: ‘Nasi goreng, roti, erwtensoep’
Ik ben een land en een land dat ertoe doet, en, nee, ik ben niet op vakantie
dat vliegtuig komt niet van de grond
er is geen stewardess aan wie ik kan vragen hoe lang dit nog moet duren
hoe lang ik nog moet luisteren naar de Lotto-reclames
ik zit vast tussen ruimte en grond
een dode ruimte, een onbevattelijke situatie
een deur die nergens toe leidt maar wel, werkelijk, constant, opengaat